Babylonië of het Babylonische Rijk was een koninkrijk in Mesopotamië van 1800 v.C. tot 539 v.C..
Inhoud
Inleiding
De Babyloniërs waren een volk welke in het Midden-Oosten leefde, in het tegenwoordige Irak en Iran. Zij waren een machtig volk en hebben vele oorlogen gevoerd met omliggende landen. Daarnaast was er ook een zeer intensieve handel met deze landen. Vele indrukwekkende gebouwen zijn tegenwoordig nog te zien. Een van hun bekendste koningen was Nebukadnezar welke ook in de Bijbel wordt genoemd.
Achtergronden
De Babyloniërs vormden de zuidelijke tak van de Semitische volkeren van Mesopotamië. Zij onderscheidden zich van de Assyriërs, die meer noordelijk waren gevestigd. De geschiedenis van Babylonië voltrok zich hoofdzakelijk tussen 2000 en 500 v.C. Sumeriërs, Akkadiërs, Amorieten, Assyriërs, Chaldeeuwen en Perzen wisselden elkaar af in de heerschappij. Babylonië werd in het begin van het 2de millennium een grote macht. De beroemste en grootste heerser van Hammurabi (1728-1686 v.C.) welke als eerste een systematische verzameling van wetten opstelde.
De Babyloniërs vereerden een trias van kosmische goden van Sumerische oorsprong, bestaande uit Anu, de hemel, Enlil, de lucht en Ea, het water (ook Enki, als god van de aarde); en drie astrale godheden waaraan misschien een Semitisch element ten grondslag ligt. Deze astrale trias bestaat uit Sjamash, de zon, Sin, de maan en Ishtar, de ster Venus. De Babylonische religie telde duizenden goden tegenover welke de priesters een even groot aantal demonen plaatsten. De staatsgod werd uiteindelijk Marduk.
De Babyloniërs blonken uit in de wiskunde en de astronomie; hun ontdekkingen op dit gebied zijn fundamenteel voor de latere wetenschappelijke ontwikkeling, omdat hun kennis, door de Grieken geassimileerd, tot de westerse wereld is doorgedrongen. Religieuze opvattingen en voorschriften waren aanleiding tot het bestuderen van de sterren. Astronomie en astrologie werden als een heilige kunst beschouwd en vormden voor de Babyloniërs een geheel. Van hun Ziggurath's (tempeltorens) af onderzochten ze de loop van de sterren. Zij konden de verduisteringen van de zon en maan voorspellen en met speciale wateruurwerken konden ze de baan en de afstand van de hemellichamen meten. Ook kenden zij de bewegingen van de zon en de maan. Tegelijk met de studie van de astronomie ontwikkelde zich de kennis van de wiskunde. Meetkundig konden zij de ruimten meten en de volumen meten. Buiten de hoofdbewerkingen konden ze zowel algebraïsche vergelijkingen oplossen als machtsverheffingen en worteltrekkingen verrichten.
Koop nu
Commentaar
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!