Zoals de meeste oude steden is ook Jeruzalem meermalen belegert en verwoest.
Nadat de Babylonische koning Nebukadnezar de stad had ingenomen (587/586 v.C.) werd de tempel (2 Kon. 25:9ev.) en de stad verwoest (2 Kon. 25:10; Jer. 52:14) en de laatste bewoners in ballingschap afgevoerd.
In 70 n.C. werd Jeruzalem en de tempel verwoest door de Romeinen onder leiding van Titus. Tijdens de belegering zouden een aantal vreemde dingen zijn gezien, zo vermeld Flavius Josephus (~37-100 n.C.) dat "dat voordat de zon onderging, men strijdwagens en troepen soldaten in hun wapenrusting zagen rondrennen tussen de wolken, en [men zag dit in] de omliggende steden" en dat de priesters in de tempel het geluid van een menigte hoorden die zei "Laat ons van hier vertrekken" (Fl. Josephus, Jewish Wars, VI.5.3). Ook Tacitus (~56-117 n.C.) vermeldt dat een bovenmenselijke stem zegt "De goden vertrekken" (Tacitus, Histories, 5.13). Een andere bevestiging is Eusebius (~260-340 n.C.) die eenzelfde opmerking maakt "Want voordat de zon onderging, waren er wagens en gewapende troepen in de hele regio in de lucht te zien, door de wolken rijdend en de steden omringend" en iets verder wederom een menigte die zegt "laten we van hier gaan" (Eusebius, Church History, III.8.5-6).
Tijdens de opstand van Bar Kochba wilden de Joden de tempel nog herbouwen maar dat mislukte, de Romeinen kwamen als overwinners te voorschijn, verbanden alle Joden en noemden de stad voortaan Aelia Capitolina. Op het plein kwam een tempel gewijd aan Zeus.
Laatst gewijzigd 9 april 2019