Literatuur
Bijbelteksten

Bekerkruid, Sarcopoterium spinosum

Doornig Bekerkruid (Sarcopoterium spinosum) is een bossige, zeer doornige struik uit Zuid-Europa.

Bijbel

Waarschijnlijk bedoelde Nahum de Sarcopoterium spinosum (Poterium spinosum) met zijn groenachtige bloemtrosjes en de geveerde blaadjes, welke dooreengestrengeld op de grond liggen met hun takken: "Omdat zij vervlochten zijn als dorens, en dronken als dronkaards, zullen zij volledig verteerd worden, als dorre stoppels" (Nah. 1:10). F.J. Bruijel was de eerste die de doornstruik uit dit vers identificeerde met doornige Bekerkruid (F.J. Bruijel, p. 152). Als dit inderdaad het geval is dan komt de plant ook voor in Hooglied 2:2.

Anderen willen deze doornige struik identificeren met de Christusdoorn (Hans Arne Jensen, Plant World of the Bible)

Terminologie

F.J. Bruijel geeft de Nederlandse benaming doornige Bekerkruid (F.J. Bruijel, p. 152). Tegenwoordig wordt de plant in de Nederlandse handel aangeboden onder de namen Christusdoorn, Stekelige pimpernel, netelige Burnet (Tuinadvies.nl).

Het Hebreeuwse woord חוֹחַ ^H2336 is gerelateerd aan het Akkadisch hahu en haiahu "doorn" en hahinnu "doornige planten" (AHW 1:308) en het Aramees hahhu (HALOT 296). De "doornstruik" is een distelplant (missch. Bekerkruid Poterium spinosum), die stekelige stekels bedekt met distels heeft, maar ook uitlopers mooie kleine rode bloemen (UBS, Fauna and Flora of the Bible, p. 184-185). In verwante talen bestaat het woord خوخ (Prunus spinosa → Poterium spinosum), en ook zijn er in het Hebreeuws de verwante woorden חָח en חֲחִי. (Gesenius, Lexicon חוֹחַ)

Botanie

Sarcopoterium spinosum is een bossige, zeer doornige struik uit Zuid-Europa. De jonge scheuten vertakken zich in 2 rood-groene 'zachte doorns' die naar mate de zomer vordert in scherpe houtachtige doornen veranderen. De bloempjes zijn weinig opvallend. Na de bloei verschijnen de groen-rode vlezige vruchtjes. Bladeren zijn donkergroen en geveerd. Sterk en onverwoestbaar plant voor droog en moeilijk terrein.

Deze struik met zijn kleine, groenachtige bloemetjes en geveerde blaadjes heeft de neiging om, als het eenmaal een volwassen struik is, tot één groot vlechtwerk van dorens te verworden waar je beter niet in verstrikt kan raken. In de zomer als de droogte het grootst is zijn het dorre stoppels die door deze dorens aan elkaar blijven plakken.

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!