Jerocham (Hebreeuws יְרֹחָם H3395), meerdere personen in de Bijbel.
1) Grootvader van de profeet Samuel (1 Sam. 1:1; 1 Kron. 6:27, 34).
2) Een man uit de stam Benjamin, wiens familie in Jeruzalem woonde (1 Kron. 8:27).
3) Een man uit de stam van Benjamin, vader van Jibnea (1 Kron. 9:8).
4) Een priester te Jeruzalem, de vader van Adaja (1 Kron. 9:12; Neh. 11:12).
5) Een man uit de stam van Benjamin, wiens twee zonen Joela en Zebadja naar koning David te Ziklag kwamen (1 Kron. 12:7).
6) De vader van een leider van de stam van Dan ten tijde van koning David (1 Kron. 27:22).
7) De vader van Azarja een overste over honderd ten tijde van hogepriester Jojoda (2 Kron. 23:1).
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!