Jesua (Arameees יֵשׁוּעַ H3442 of יֵשׁוּעַ H3443), een plaats en meerdere personen in de Bijbel.
1) Leider van de 9de priesterafdeling ten tijde van koning David (1 Kron. 24:11). Nakomelingen van hem worden genoemd bij de terugkeer uit de ballingschap (Ezr. 2:36; Neh. 7:39).
2) Leviet ten tijde van koning Hizkia (2 Kron. 31:15).
3) Vader van Jojakim (Neh. 12:10), welke terugkeerde met Zerubbabel uit de ballingschap (Ezr. 2:2; Neh. 7:7; 12:1, 7, 10).
4) Israëliet wiens nakomelingen uit de ballingschap kwamen (Ezr. 2:6; Neh. 7:11). Zie ook Jesua-joab.
5) Leviet wiens nakomelingen uit de ballingschap kwamen (Ezr. 2:40; Neh. 7:43). Misschien dezelfde als die in Nehemia 12:8 en 24 wordt genoemd.
6) Vader van de leviet Jozabad (Ezr. 8:33).
7) Vader van Ezer, overste van Mizpa die hielp aan herstel van de muren van Jeruzalem (Neh. 3:19).
8) Plaats in Juda (Neh. 11:26), 15 km ten noordoosten van Beersheba.
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!