Sukkoth of Loofhuttenfeest (Hebreeuws סֻכָּה H5521 of סֻכּוֹת H5523) is een combinatie van een tweetal joodse feesten dat zeven dagen duurt. Als eerste wordt herdacht dat de Israëlieten veertig jaar lang in de Sinaï woestijn onder de bescherming van God rondtrokken waarbij ze verbleven in tenten of hutten. Verder is het ook een oogstfeest, waarbij wordt gevierd dat de laatste oogst voor de winter is binnengehaald. Het is een van de drie Shalosh Regalim ("drie Pelgrimsfeesten").
In Leviticus 23:34 wordt het feest ingesteld, terwijl in vers 42 wordt opgeroepen om tijdens dit feest 7 dagen in een loofhut te wonen.
In Zacharia lezen we dat in de toekomst ook heidenen naar Jeruzalem zullen optrekken om daar het feest te vieren (Zach.14:16-19).
→ Loelav
De loelav is een ornament dat in de joodse cultuur en religie wordt gebruikt tijdens het loofhuttenfeest. De loelav is enerzijds de benaming van een bundeling van een palmtak, drie mirte takjes en twee wilgentakjes. Tezamen met de etrog (een soort citroen) vormt het één geheel. Anderzijds is loelav ook de palmtak zelf (als onderdeel van de loelav als bundeling). Gedurende de zeven dagen van het Loofhuttenfeest of Soekot wordt de loelav mee naar de synagoge genomen, waar, onder het reciteren van het Halleel (Psalm 113-118) met de bundel in de vier windrichtingen gezwaaid wordt, om 'vreugde te bedrijven voor de Eeuwige, zeven dagen lang' (Lev. 23:40-41).
Sinds de jaren 80 van de vorige eeuw zien we dat steeds meer christenen, m.n. uit de Messiaanse gemeenten (niet te verwarren met Messiasbelijdende Joden), een hang hebben om de Oud Oudtestamentische feesten te vieren, waaronder ook het loofhuttenfeest. Als bewijs wordt vaak aangehaald dat in de eerste drie eeuwen christenen de Oudtestamentische feesten vierden, hiervoor is echter geen bewijs te vinden. In Lev. 23 zien we dat God Zijn feesten specifiek instelt voor het volk Israël (Lev. 23:2, 24 en specifiek over het loofhuttenfeest Lev. 23:34) en niet voor de andere volken. Tijdens de vergadering van de apostelen (Hand. 15), lezen we dan ook de beslissing dat het niet nodig is dat de niet-Joodse christenen zich aan de wet houden en daarmee deze ook niet de Joodse feesten hoeven te vieren. Het is dan ook om die reden dat Andrea van Hartingsveldt-Moree stelt "geeft het blijk van een gebrek aan kennis van de betekenis en de vervulling ervan" (RD, 26-09-2015), terwijl Matthew Henry stelde "Het leven van een ware christen is een voortdurend Loofhuttenfeest. Hij zondert zich af van de wereld en verblijdt zich in de Heere. Elke dag van het leven van een christen is een dag van het Loofhuttenfeest."
Dit is een veelgehoorde opvatting echter de vraag is of daar bewijzen voor zijn. Vaak wordt als argument de priesterdienst van Zacharia aangehaald, echter zie dat artikel dat dit weinig onderbouwing geeft voor een specifieke datum. Ook is het dan zeer vreemd dat hiervan geen melding van wordt gemaakt in de Bijbel.
Het idee dat de kribbe een verkeerde vertaling is en eigenlijk een broodbak betekent klopt niet daar in het Grieks geen enkele keer het in die context wordt gebruikt.
In het Nieuwe Testament wordt gesproken over het loofhuttenfeest (Joh. 7:2) echter niet in connectie met de geboorte van Jezus. Ook is er geen enkel geschrift uit de eerste eeuwen die een connectie maakt tussen het feest en de geboorte van Jezus. Terwijl dit wel wordt gedaan met het sterven van Jezus en Pesach. Blijkbaar zagen zowel de Evangelisten als de eerste christenen geen connectie tussen het feest en de geboorte.
Kijken we naar de omstandigheden van de geboorte dan komt het vreemd over dat er sprake zou zijn van een probleem van huisvesting. Want dan zouden alle Joden in loofhutten hebben gewoond en niet in een herberg. Als echte Joden zouden ook Jozef en Maria dan in een loofhut hebben overnacht en als die er niet was deze gewoon snel gebouwd. Het komt nog vreemder over dat in zo’n situatie juist sprake is van een kribbe die normaal in een stal stond. Hadden ze zo’n zware bak naar de loofhut gesleept, los van het feit dat deze meestal vast gemetseld waren? Ook is het dan vreemd dat Lukas het heeft over een volkstelling en niet dat ze naar de gewoonte van de Joden dan naar Jeruzalem gingen om het feest te vieren. Iets wat hij wel doet in een ander geval (Luk 2:42).
Aangemaakt 4 oktober 2016