Dan (stam)

Zie ook: Dan (persoon), Twaalf stammen,

De stam Dan is voortgekomen uit een van de zonen van Jakob en Bilha en vormden een van de twaalf stammen van het oude Israël.

Inhoud

Bijbel

Uit het verloop van de geschiedenis blijkt dat de stam ten tijde van de Exodus met 62700 mannen de twee na grootste werd (Numeri 1: 39) en tijdens de omzwervingen zelfs groeide tot 64400 mannen (Numeri 26: 43) en daarmee de een na grootste werd. Onder leiding van Ahiezer, de zoon van Ammisaddai (Numeri 1: 12) namen zij de noordflank in van Israels leger (Numeri 2: 25; 10: 25). Ondanks dat ze een machtig leger vormden was de spion Ammiel, de zoon van Gemalli (Numeri 13: 12) samen met 9 anderen spionnen bang om het beloofde land binnen te vallen (vs. 31-33). Dit resulteerde in het feit dat men 40 jaar langer in de woestein moesten rondzwerven.

Een andere bekende persoon van deze stam uit deze periode was Aholiab, den zoon van Ahisamach (Exodus 31:6; 35: 34), waarvan gezegd werd dat hij een een werkmeester en vernuftig kunstenaar, en een borduurder in hemelsblauw, en in purper, en in scharlaken, en in fijn linnen (Exodus 38: 23) was. Hij werd de rechterhand van Bezaleel, den zoon van Ur (Exodus 31: 2) en gaven leiding bij de bouw van de tabernakel.

Aan het eind van Mozes' leven zegt deze: Dan is een jonge leeuw; hij zal als uit Bazan voortspringen. (Deuteronomium 33: 22) daarmee duidend op hun durf en kracht waar ze op vertrouwden. Dat ze deze durf en kracht nodig hadden bleek wel uit het feit dat het gebied waar ze gingen wonen, noordelijk van Juda, ten oosten van Benjamin, omringt was met vijandige Filistijnen. Bekend is de richter Simson zoon van Manoach de Daniet (Richteren 13) welke woonde in Zora, overwon leeuwen en doodde honderden vijanden. Ondanks dat drongen de Amorieten de kinderen van Dan in het gebergte; want zij lieten hun niet toe, af te komen in het dal. (Richteren 1: 34) en zodoende gedwongen zocht de stam der Danieten voor zich een erfenis om te wonen; want hun was tot op dien dag onder de stammen van Israel niet genoegzaam ter erfenis toegevallen (Richteren 18: 1) en ze kwamen te Lais, tot een stil en zeker volk, en sloegen hen met de scherpte des zwaards, en de stad verbrandden zij met vuur (vs. 27-28).

Helaas bleek dat ze niet op de Heer vertrouwden en onder invloed kwamen van de afgoden, voorafgaand aan de strijd te Lais waren zij het huis van een zekere Micha ingegaan, en haalden daar het gesneden beeld, den efod, en de terafim, en het gegoten beeld weg (vs. 18)


Geschiedenis

In de tweede helft van de 20ste eeuw vernieuwden de Beta Israël uit Ethiopië de contacten met andere Joodse gemeenschappen in Israël. Na Halachische en constitutionele discussies besloten Israëlische functionarissen op 14 maart 1977, dat de Israëlische ‘Wet op Terugkeer’ toepassing was op de Beta Israël (Michael Corinaldi, Ethiopian Jewry: Identity and Tradition, Rubin Mass, 1988, p. 186–188). Het was Rabbi Ovadia Yosef die tijdens deze Halachische discussies stelde dat ze nakomelingen waren van de stam Dan (MyJewishLearning, What Are Judaism’s Lost Tribes?), hoewel anderen hier vraagtekens bij stellen.


Aangemaakt 16 januari 2009



Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!