Laodicea (Grieks Λαοδίκεια G2993), een stad in Frygia aan de rivier de Lycus, nier ver van Colosse.
Er was een christelijke gemeente (Col. 4:13-16; Opb. 3:14-16).
Het Oude Laodicea was een beroemd kuuroord voor welgestelde Grieken en Romeinen, omdat het water geneeskrachtige mineralen bevatte en het hete water bovendien een gunstige uitwerking had op sommige ziekten. Het water stroomde via een Romeins systeem van aquaducten over de terrassen van de heuvelstad heen en via kleine geultjes bereikte het de vlakte waar Laodicea lag. Daar bleek het water lauw geworden te zijn en hier wordt door Johannes naar verwezen (Opb. 3:15-16): Ik weet uw werken, dat gij noch koud zijt, noch heet; och, of gij koud waart, of heet! Zo dan, omdat gij lauw zijt, en noch koud noch heet, Ik zal u uit Mijn mond spuwen. Ook tegenwoordig is het hete water van de warmwaterbronnen van Pamukkale lauw als het Laodicea bereikt. Het is noch heet, noch koud.
De welvaart van Laodicea steunde op drie pijlers:
Tussen 261 en 253 v.C. werd de stad gesticht door Antiochus II van Syrië (261-246) op een heuvel, niet ver van de rivier de Lycos, ter ere van zijn echtgenote Laodice, die hem na zijn scheiding liet vermoorden.
Het werd in 60 n.C. door een aardbeving verwoest (Tacitus, Annals. xiv. 27) en de stad was zo rijk dat zij de hulp weigerde van de keizerlijke regering en de burgers de stad op eigen kosten herbouwden. Zij voelden zich "rijk en hadden aan niets gebrek". Deze aardbeving is een indicatie wanneer het Bijbelboek Openbaring op zijn laatst is geschreven. Dit moet voor de aardbeving zijn geweest.
In ~360 n.C. verbood het Concilie van Laodicea magie en tovenarij, wees het de invoering van het kerklied tijdens de mis af en besloot tot een canonisatie van de H. Schrift.
Na de verovering door de Seltsjoeken werd de stad in de 13de eeuw verlaten.
De ruïnes van de stad werden door westerse reizigers tijdens de 17de en 18de eeuw bezocht. G. Weber maakte een van de eerste kaarten van de stad, toen hij onderzoek deed naar de structuren van de watervoorziening van de stad.
In 1961-1963 verrichtte de Canadese Universiteit van Quebec opgravingen in de nymphaeum van Caracalla, terwijl in 1992 het museum van Denizli de colonnadestraat onderzocht.
In de jaren 1994-2000 voerde Gustavo Traversari Venetië Universiteit een serie onderzoeken op de locatie, waarvan de resultaten werden gepubliceerd.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!