De Hoer van Babylon is een (allegorische) beschrijving in het Bijbelboek Openbaring.
In Openbaring wordt de stad Babylon vergeleken met een hoer. De allereerste keer, in Openbaring 14:8, wordt genoemd dat de stad is gevallen omdat "zij alle volken van de wijn van de toorn van haar hoererij heeft laten drinken", waar ook de tweede keer naar wordt verwezen (Opb. 16:19).
De eerste allegorische beschrijving wordt gegeven in Openbaring 17:1-6: "1 Kom, ik zal u het oordeel over de grote hoer laten zien, die aan vele wateren zit. 2 Met haar hebben de koningen van de aarde hoererij bedreven, en de bewoners van de aarde zijn dronken geworden van de wijn van haar hoererij. 3 En in de geest bracht hij mij weg naar een woestijn. En ik zag een vrouw zitten op een scharlakenrood beest, dat vol van godslasterlijke namen was, met zeven koppen en tien hoorns. 4 En de vrouw was bekleed met purper en scharlaken, en getooid met goud, edelgesteente en parels, en zij had een gouden drinkbeker in haar hand, vol van gruwelen en van onreinheid van haar hoererij. 5 En op haar voorhoofd stond een naam geschreven: Geheimenis, het grote Babylon, de moeder van de hoeren en van de gruwelen van de aarde. 6 En ik zag dat de vrouw dronken was van het bloed van de heiligen, en van het bloed van de getuigen van Jezus." (HSV).
Een verklaring wie deze vrouw is wordt dan gegeven in Openbaring 17:18: "En de vrouw die u gezien hebt, is de grote stad, die koninklijke heerschappij voert over de koningen van de aarde." (HSV). In het volgende hoofdstuk wordt haar val beschreven "Zij is gevallen, zij is gevallen, het grote Babylon, en een woonplaats van demonen geworden, een schuilplaats voor allerlei onreine geesten en een schuilplaats voor allerlei onreine en weerzinwekkende vogels." (Opb. 18:2) met daarna een gedetailleerde beschrijving: "8 Daarom zullen op één dag haar plagen komen: dood, rouw en honger, en met vuur zal zij verbrand worden, want sterk is de Heere God, Die haar oordeelt. 9 En de koningen van de aarde die hoererij met haar bedreven hebben en losbandig geleefd hebben, zullen huilen en rouw over haar bedrijven, wanneer zij de rook van haar verbranding zullen zien. 10 Zij blijven van verre staan uit vrees voor haar pijniging en zeggen: Wee, wee de grote stad Babylon, de sterke stad, want in één uur is uw oordeel gekomen. 11 En de kooplieden van de aarde zullen over haar huilen en treuren, omdat niemand hun waren meer koopt: 12 koopwaar van goud, zilver, edelgesteente, parels, fijn linnen, purper, zijde en scharlaken, allerlei geurig hout, allerlei ivoren voorwerpen en allerlei voorwerpen van zeer kostbaar hout, koper, ijzer en marmer, 13 en kaneel, reukwerk, mirre, wierook, wijn, olie, meelbloem en tarwe, lastdieren en schapen, paarden en wagens, en lichamen en zielen van mensen. 14 En de rijpe vrucht waarnaar uw ziel verlangde, is van u geweken. Al wat glansrijk en sierlijk was, is van u weggegaan en u zult dat beslist niet meer terugvinden. 15 De kooplieden van deze waren, die door haar rijk zijn geworden, zullen huilend en treurend op grote afstand blijven staan uit vrees voor haar pijniging, 16 en zeggen: Wee, wee de grote stad, die bekleed was met fijn linnen, purper en scharlaken, en getooid met goud, edelgesteente en parels. Want in één uur is die grote rijkdom verwoest. 17 En elke stuurman, al het volk op de schepen, zeelieden en allen die op zee hun werk doen, bleven van verre staan, 18 en zij riepen toen zij de rook van haar verbranding zagen: Welke stad was aan deze grote stad gelijk? 19 En zij wierpen stof op hun hoofd en riepen huilend en treurend: Wee, wee de grote stad, waarin allen die schepen op zee hadden, rijk zijn geworden door haar weelde. Want in één uur is zij verwoest. 20 Verblijd u over haar, hemel, heilige apostelen en profeten, want God heeft uw vonnis aan haar voltrokken. 21 En een sterke engel hief een steen op als een grote molensteen, en wierp die in de zee, en zei: Zó zal Babylon, de grote stad, met geweld neergeworpen worden, en het zal nooit meer gevonden worden." (Opb. 18:8-21 HSV)
Reeds in het Oude Testament wordt over de stad Babel geschreven, waarbij reeds haar val wordt geprofeteerd (Jes. 13-14, 21:9; Jer. 50-51) en waarvan we in Daniel lezen (Dan. 5). Ook toen werd reeds de zondigheid van de stad en haar rijk beschreven en kan als basis worden beschouwd voor de personificatie van Babel voor het kwaad.
Omdat Babel in de tijd van Johannes geen grootmacht meer was kan de beschrijving in Openbaring niet letterlijk op deze stad slaan en moet of allegorisch zijn of slaan op een andere stad of machtig rijk.
Alle theologen zijn het er wel in meer of mindere mate over eens dat met de hoer van Babylon Rome wordt bedoeld op basis van de beschrijvingen en treffende gelijkenissen die worden gegeven. Zo zit ze op "zeven bergen" (Opb. 17:9), terwijl ook Rome op zeven heuvels is gesitueerd. James Tabor geeft in zijn artikel "The Destruction of Pompeii and the New Testament Book of Revelation" grote parallellen met dit hoofdstuk en de ooggetuigenverklaringen van de uitbarsting van de Vesuvius in 79 n.C., zoals die van Plinius de Jongere. Het Babylon wat in dit hoofdstuk wordt genoemd is volgens hem het Rome dat op de zeven bergen ligt (cf. Opb. 17:9) en de val van Babylon representeert de val van het Romeinse Rijk, dat "dronken was van het bloed der heiligen, en van het bloed der getuigen van Jezus" (Opb. 17:5). Hij verwijst naar Joden alsook christenen die dit uit die tijd ook meenden dat de vernietiging van Pompeii en Herculaneum een straf van God was en zelfs dachten dat er een verband was tussen de vernietiging van Jeruzalem en deze ramp (Shanks, Hershel. “The Destruction of Pompeii—God’s Revenge?.” Biblical Archaeology Review, Jul/Aug 2010, 60-67, 77).
De giftige gassen en de verbranding van de stad en de daarop volgende hongersnood is volgens Tabor een parallel met Opb. 18:8 "Daarom zullen haar plagen op een dag komen, [namelijk] dood, en rouw, en honger, en zij zal met vuur verbrand worden", en net als Plinius de Ouder op een schip van een afstand stond toe te kijken, zo wordt ook in vs. 17-18 dit vermeld "En alle stuurlieden, en al het volk op de schepen, en bootsgezellen, en allen, die ter zee handelen, stonden van verre; En riepen, ziende den rook van haar brand, [en] zeggende: Wat [stad] was deze grote stad gelijk?" Hierbij moeten we bedenken dat Pompeii de havenstad was van het oude Rome.
Alan James Beagley, David Chilton, J. Massyngberde Ford, Peter Gaskell, Kenneth Gentry, Edmondo Lupieri, Bruce Malina, Iain Provan, J. Stuart Russell, Milton S. Terry wijzen erop dat hoewel Rome de heersende heerschappij was in in de 1ste eeuw, toen het boek Openbaring werd geschreven, verwijst de symboliek van de hoer van Babylon niet naar een binnenvallende heidense of buitenlandse macht. Het verwijst naar een afvallige valse koningin, een voormalige 'bruid' die ontrouw is geweest en die, hoewel ze is gescheiden en uitgeworpen vanwege ontrouw, ten onrechte blijft beweren de 'koningin' van het spirituele rijk te zijn (Catholic.com, Hunting the Whore of Babylon). Deze symboliek paste destijds niet in het geval van Rome. Voorstanders van deze opvatting suggereren dat de "zeven bergen" in Opb. 17:9 de zeven heuvels zijn waarop Jeruzalem staat en de "val van Babylon" in Opb. 18 de val en vernietiging is van Jeruzalem in 70 n.C.
Sommige evangelische en charismatische groeperingen zien in haar de Rooms-katholieke kerk, waarbij dan de paus wordt aangeduid als de antichrist. De connectie met de zeven heuvels is dan dat de kerk hier is gesitueerd (Tim LaHaye, Revelation Unveiled, p. 262–271).
Alexander Hislop betoogt in zijn boek "De Twee Babylons" dat het de Rooms-katholieke kerk is die dan een vervolg van de heidense godsdienst van Babel – en welke volgens hem is opgericht door Nimrod – zou zijn. Gezien de zeer suggestieve aard van zijn boek en zijn uitgesproken haat tegen deze kerk is deze theorie zeer onwaarschijnlijk (cf. Alexander Hislop).
Aangemaakt 15 augustus 2016