Oog, lichaamsdeel waarmee men kan zien.
In Hooglied wordt meermalen de ogen van de geliefden vergeleken met die van een duif (Hoogl. 1:15; 4:1; 5:12). De ogen van de duiven zijn erg donker en dit soort donkere fonkelende ogen golden als een buitengewoon sieraad voor de vrouw (G. L. Carr, Song of Solomon [TOTC], 86; M. H. Pope, Song of Songs [AB], 356). Het effect werd vaak benadrukt door zwartsel aan de oogharen en wenkbrauwen te strijken, zoals ook Izebel deed (2 Kon. 9:30) Vandaar dat de uitdrukking dat "Lea fletse ogen had" eerder erop wijst dat deze niet zulke donkere ogen had (Gen. 29:17).
עין zn "oog";
Het menselijk oog is een waarnemingsorgaan (zintuig) dat gebruik maakt van licht om een beeld door te geven naar de hersenen.
Oogartsen en opticiens maken gebruik van een zogeheten Snellenkaart om de gezichtsscherpte van iemand te meten.
Zie ook: Staar