Bos (Hebreeuws יַעַר H3293, Grieks ὕλη G5208) is een begroeiing die voornamelijk uit bomen in een dominante boomlaag bestaat met de daarbij een ondergroei van kruiden en struiken. Het verschil tussen een bos en een woud is dat in het algemeen bij een woud geen onderhoud wordt gepleegd, terwijl bij een bos dit wel het geval is.
Met name in het noorden bij het Libanongebergte waren vroeger uitgebreide cederbossen of wouden, welke grote delen van Syrië tot en met de rivier de Eufraat toe bestreek (N.K. Sandars, The Epic of Gilgamesh, p. 82).
Sommige bossen hadden namen, zo lezen we dat David naar het bos Chereth ging (1 Sam. 22:5). De stad Kirjath-Jearim, op de grens van het stamgebied van Juda en Benjamin (Jozua 18:14-15; cf. Richt. 18:12), heeft de betekenis van "stad van de wouden" en waaruit geconcludeerd kan worden dat het midden in de bossen lag.
Ten tijde van de Uittocht waren er vele bossen in Israël, door de bevolkingsgroei en de daarbij behorende activiteiten werden deze al vrij snel ontgonnen. Zo lezen we van de bouwactiviteiten van Salomo waarbij duizenden bomen werden gekapt. Ook later ten tijde van de Romeinen werden voor de vele bouwactiviteiten en brandstof veel hout nodig waardoor de bossen aanzienlijk slonken.
Ten tijde van de Arabische verovering (de 6de tot 10de eeuw v.C.) leden de bossen aanzienlijke schade. Niet alleen bij de verovering werden bomen omgekapt voor allerlei doeleinden, ook onder druk van het intensieve grazen van het vee van de Arabieren verdwenen de bossen. De flora van die periode had de vorm van onderdrukt struikgewas, lage bomen en struiken. Slechts op een paar locaties, voornamelijk in de buurt van heilige plaatsen, bleven nog enkele karakteristieke bossen en bomen.
Vanaf de de Ottomaanse Periode tot en met de Eerste Wereldoorlog (1516 - 1918) was er een verdere vermindering van de van de bossen. Vooral aan het einde was van deze periode was er steeds meer hout nodig om spoorwegen aan te leggen en als brandstof voor de treinen en had als gevolg dat er nauwelijks nog bossen aanwezig waren.
Pas met de komst van de Joden en de oprichting van het JNF werd een halt toegeroepen aan de verdere ontbossing en werden projecten opgestart om te herbebossen.
Op dit moment is 7,9 % (135,09 km2) van het totale oppervlak van Israël (1710 km2) bebost. Verder zijn er uitgebreide projecten om het aantal bossen verder uit te breiden.
Het JNF is sinds begin 20ste eeuw actief bezig met diverse herbebossingsprojecten, waardoor het land een stuk vruchtbaarder is geworden. Ieder jaar wordt het bomenfeest Tu B'Shebat gevierd door grote aantallen bomen te planten. Een van de grootste bossen is het Yatir woud welke in de Negev woestijn ligt.
In 2020 zijn er enkele groeperingen die zich afvragen of de herbebossing een goed idee is. Een van hun argumenten is "dat Israël in een semidroog gebied ligt en daarom het van nature in grote delen van het landschap geen of weinig bossen heeft" (RD, 27 feb. 2020), waarbij ze vergeten dat vroeger grote delen van het land bebost waren.
Aangemaakt 14 mei 2010, laatst bijgewerkt 2 maart 2020