Een bruidsschat is geld of goed dat de bruidegom (of zijn ouders) meebrengt als hij in het huwelijk treedt. Het was een soort garantiestelling voor de bruid om te kunnen overleven mocht er iets met haar man gebeuren.
In Genesis lezen we dat Abraham via zijn dienaar aan de toekomstige vrouw van zijn zoon allerlei sieraden geeft (Gen 24). In die cultuur was het de gewoonte om een bruidsschat te geven en de toekomstige vrouw sieraden. Hoe meer dure sieraden des te meer status had de man en kon zijn bruid verwachten. Daarnaast was het geven van sieraden door de man een respect tonen voor zijn vrouw. Hiernaast een opgesmukte bruid uit Afar (Ethiopië) die een redelijk beeld geeft hoe Rebekka eruit heeft gezien.
Een huwelijk werd geregeld door de ouders of door een zaakgelastigde van de ouders, zoals Eliëzer van Damascus bij Izak (Gen. 24), hierbij werd ook de bruidsschat bepaald of overhandigd. De situatie bij Rebekka (Gen. 24:22) dat al direct aan haar dit werd gegeven is ongewoon en moet meer gezien worden als een soort hofmakerij wat het gewenste effect had (cf. vs. 30), want later zien we dat Eliëzer nog meer geeft (vs. 53).
Een bruidsschat bestond niet alleen uit goud, zilver of sieraden. Soms werd ook onroerend goed gegeven, een Egyptische farao gaf de stad Gezer als bruidsschat mee aan zijn dochter toen die trouwde met Salomo (1 Kon 9:16). Een bijzonder geval is de geschiedenis van Kaleb, die naast zijn dochter Achsa, als bruidsschat ook een stad geeft aan zijn toekomstige schoonzoon (Richt. 1:12-15) en is waarschijnlijke de enige in de geschiedenis dat de vader van een bruid ipv. de bruidegom een bruidsschat geeft.
Terwijl David voor Michal aan haar vader Saul 100 voorhuiden van Filistijnen als bruidsschat gaf (1 Sam. 18:25).
Volgens de Mozaische wet was iemand die een meisje had verkracht verplicht om direct de bruidsschat te betalen (Ex. 20:16). We zien dit terug als Hemor bij Jakob komt, als zijn zoon Sichem Dina heeft verkracht, om alsnog een huwelijk te regelen en vraagt wat naast de bruidsschat nog als geschenk werd verwacht (Gen. 24:11-12).
RT France schrijft dat het gewoon was dat de bruidsschat aan de vader van de bruid betaald moest worden die avond, en dat de onderhandelingen lang konden duren. (RT France, p. 354), vandaar dat we in Mat. 25:5 lezen dat de bruidegom lang wegbleef.
2 Makk 1:14 Antiochus was met zijn vertrouwelingen naar het heiligdom gekomen onder het voorwendsel dat hij met de godin in het huwelijk wilde treden, maar in feite was het hem erom te doen zich de tempelschat als bruidsschat toe te eigenen.
Belangrijk in een cultuur waar geen sociale voorzieningen waren was dat de man een bruidsschat (mohar) moest betalen aan de vader van de vrouw. Deze bruidsschat werd niet het eigendom van de vader, maar kwam onder beheer van de vrouw zelf. Deze was dusdanig groot dat als de man overleed, of van haar scheidde ze er minimaal een jaar van kon leven en wat nog los staat van het feit dat de vrouw zelf ook nog eigen inkomsten kan hebben (J.C. Al. Joods Huwelijks- en echtscheidingsrecht, p. 101). Een man moet medische kosten betalen en in geval van kidnapping de losprijs betalen (echter niet hoger dan de bruidsschat). Hierbij is het steeds interessant dat in tijden van welvaart de vrouw financieel in status met de man mee stijgt, maar dan als hij in status zakt zij dat niet doet. Zij heeft het recht om een eigen bedrijf te beginnen en te voeren, waarbij hij het recht heeft om van het vruchtgebruik te genieten maar dan alleen zo dat het gezin er beter van wordt.
Bij scheiding moet hij haar de mohar geven, welke in de loop der tijd is aangevuld met alles wat ze er zelf bij heeft verdiend. Scheiding werd dan ook zelden gedaan omdat de kosten voor hen vaak groot waren.
Reeds in Codex Hammurabi (§ 138) wordt reeds gesproken over het geven van een bruidsschat aan de vrouw.
Bij de Romeinen was het de gewoonte dat de bruid of iemand anders een bruidsschat gaven aan de bruidegom.