Vervangingstheologie, een theologie waarin de status van het verbondvolk Israël wordt vervangen door de Kerk of een meer specifieke groepering. In evangelische en charismatische kringen wordt dit ook wel het "geestelijk Israël" genoemd.
In het Oude Testament lezen we dat God een eeuwig verbond heeft gesloten met Abraham en de aartsvaders. Tijdens de Uittocht zien we dat God aan Mozes voorstelt om met hem alleen verder te gaan. Op dat moment verwijst Mozes (Exodus 32) naar dit verbond en uit zijn argumentatie blijkt dat de volken God dan als onbetrouwbaar zouden zien. (→ Verbondstheologie)
Ook in het Nieuwe Testament blijkt dat God het volk Israël niet heeft verstoten. In Romeinen 11 gaat Paulus daarop in: "Heeft God Zijn volk verstoten? Dat zij verre" (vs. 1) met de reden: "want ik ben ook een Israëliet, uit het zaad Abrahams, van den stam Benjamin". Paulus gaat verder met een tweede argument: "God heeft Zijn volk niet verstoten, hetwelk Hij te voren gekend heeft" (vs. 2) en verwijst dan naar Elia (vs. 2-4). Vervolgens geeft Paulus een conclusie: "Alzo is er dan ook in dezen tegenwoordigen tijd een overblijfsel geworden, naar de verkiezing der genade" (vs. 5), er is dus een restant dat nog bij God hoort. Interessant is dat Paulus nu de gelovigen aanspreekt die niet uit de Joden zijn: "Want indien hun verwerping de verzoening is der wereld, wat zal de aanneming wezen, anders dan het leven uit de doden" (vs. 15), de reden waarom niet alle Joden gered zijn, nl. zodat wij daardoor tot geloof konden komen. Dat wij, gelovigen uit de heidenen, zijn ingeënt bij dit verbondsvolk (vs. 17). Er volgt dan ook een waarschuwing voor hen die willen neerkijken op het volk Israël, hen misschien willen verwerpen "Zo roem niet tegen de takken; en indien gij daartegen roemt, gij draagt den wortel niet, maar de wortel u" (vs. 18). En we gaan verder, vs 19-20 "Het is wel; zij zijn door ongeloof afgebroken, en gij staat door het geloof. Zijt niet hooggevoelende, maar vrees. Want is het, dat God de natuurlijke takken niet gespaard heeft, [zie toe], dat Hij ook mogelijk u niet spare". Dus nogmaals moeten we niet hoogmoedig zijn en op de Joden neerkijken vs. afwijzen, maar juist het tegenovergestelde, dat we moeten vrezen (!!) dat ook God ons zomaar kan wegdoen. Het moge duidelijk zijn dat in dit hele hoofdstuk nergens sprake is van een vervangingstheologie.
Vlak voor Zijn kruisiging profeteert Jezus over het volk Israël: "Want Ik zeg u: Gij zult Mij van nu aan niet zien, totdat gij zeggen zult: Gezegend [is] Hij, Die komt in den Naam des Heeren!" (Mat. 23:39) en "Jeruzalem zal van de heidenen vertreden worden, totdat de tijden der heidenen vervuld zullen zijn" (Luk. 21:24). Het 'totdat' geeft aan dat deze verwerping van Jezus de Messias door het Israëlische volk niet blijvend is, dat er een einde aan zal komen. Paulus haalt dit ook aan "Want ik wil niet, broeders, dat u deze verborgenheid onbekend zij (opdat gij niet wijs zijt, bij uzelven), dat de verharding voor een deel over Israël gekomen is, totdat de volheid der heidenen zal ingegaan zijn" (Rom. 11:25). Ook hieruit blijkt dat er geen Bijbelse grond is voor welke vorm van vervangingstheologie.
Binnen de protestantse stromingen was deze theologie redelijk populair tot de oprichting van de staat Israël. In de Rooms-Katholieke Kerk is sinds het Tweede Vaticaans Concilie en de aanvaarding van het Concilie document Nostra Aetate deze theologie op de achtergrond geraakt, mede omdat zij de staat Israël nauwelijks zien als een theologisch gegeven. Ook in het hedendaagse preterisme zien we steeds meer dat deze vervangingstheologie zijn opgang doet.
Een andere vorm van deze vervangingstheologie zien we bij de Kairos Palestina beweging, doordat zij stellen dat overal waar "Jood" staat dit eigenlijk "Palestijn" zou moeten zijn. In hun ogen was Jezus geen Jood, maar een Palestijn.
Andere stromingen zijn:
Aangemaakt 14 oktober 2018