Het הַלֵּל hll zijn de lofzangen Psalm 113 - 118 en wordt gezongen op alle Joodse feestdagen (op Purim en Rosh ha-Shanah na). Vandaar dat we in Mark 14:26 lezen dat Jezus het na het avondmaal zong.
Een tweede reeks hallelpsalmen zijn Psalm 146 - 150.
Hallel ha-Gadol
Verwijst naar Psalm 136 (Talmud Tosef. Ta'an. 3:5)
In de Talmoed wordt van de Hallel de volgende verklaring gegeven (E. van Praag, hfd. viii):
1ste de uittocht uit Egypte, welke wordt aangeduid door de woorden: “toen Israël uit Egypte toog” (Ps. 114: 3).
2de het klieven van de Rode Zee, in de tekst “De zee zag het en vlood” (Ps. 114: 3)
3de de wetgeving op Sinaï, in de woorden: “De bergen sprongen als lammeren” (Ps. 114: 4).
4de de opstanding van de doden, in de woorden: “Ik zal wandelen voor het aangezicht des Heeren in de landen der levenden” (Ps. 116: 9).
5de de smarten van de Messias, in de tekst “Niet ons, o, Heere niet ons! Maar uw naam zij de eer!” (Ps. 115: 1).
Aangemaakt 26 juli 2014, laatste gewijzigd 8 december 2018
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!