Aantekeningen bij de Bijbel
Vragen, overdenkingen en achtergronden over de Bijbel,
welke resulteren in allerlei aantekeningen.
Het Griekse denken wordt vaak als contrast gebruikt tegenover het Joodse denken. Maar wat wordt bedoeld met deze terminologie? Terwijl over het algemeen met het Joodse denken wordt bedoeld het denken zoals zich dat heeft ontwikkeld binnen het Jodendom vanuit hun traditie. Wil men het Griekse denken aanduiden als het denken dat leeft binnen de christelijke wereld en dan met name de westelijke christelijke wereld. Strikt genomen is dit geen goede definitie van het Griekse denken, daar volgens de terminologie van het Joodse denken we moeten stellen dat er het denken mee wordt bedoeld dat zich heeft ontwikkeld vanuit de Griekse (Hellenistische) cultuur en traditie.
Bijbel
Opvallend is dat ook ten tijde van Paulus er onderscheid werd gemaakt tussen de Joodse en Griekse cultuur en de reactie van Paulus daarop: "Immers, de Joden vragen om een teken en de Grieken zoeken wijsheid; wij echter prediken Christus, de Gekruisigde, voor de Joden een struikelblok en voor de Grieken een dwaasheid." (1 Cor. 1:22-23). We zien hier dat het niet om de culturele verschillen gaat of hoe een bepaalde groepering denkt, maar dat wij – als christenen – ons bezig moeten houden met de prediking van Christus.
Hellenistische filosofie
Het was Alexander de Grote die ervoor zorgde dat de regionale Helleense beschaving, vermengd met oosterse beschavingselementen, uitgroeide tot een internationale hellenistische cultuur. Deze periode in de filosofie begint dan ook ruwweg met de dood van Alexander de Grote (323 v.C.) en duurde tot ongeveer 200 n.C..
In het Romeinse wereldrijk werd het hellenisme een hoofdbestanddeel van de Romeinse cultuur. Men hoorde pas bij de Romeinse elite en toonde zich beschaafd als men een grote kennis van de Griekse beschaving had en naast Latijn ook Grieks sprak. Grote veranderingen vonden plaats in de literatuur, zoals in de poëzie, romanverhalen, reisverhalen en avonturenverhalen. De Hellenistische wereldbeschouwing wordt meer gekenmerkt door antropocentrisme dan door theocentrisme.
Het hellenisme heeft grote namen voortgebracht, zoals de wetenschappers Eratosthenes, Archimedes, Aristarchus van Samothrace, Aristarchus van Samos en Euclides, filosofische scholen als die van de Epicureërs, de Stoïcijnen, en de grote en belangrijke bibliotheken van Alexandrië en Pergamum.
Binnen de hellenistische filosofie zijn er verschillende stromingen of scholen:
- Een onderscheid dat gemaakt wordt binnen de hellenistische scholen is dat tussen Dogmatici (Epicureërs en stoïcijnen, zij die beweerden dat de zintuigen te vertrouwen zijn, en de mens dus aanspraak kan maken op betrouwbare kennis) en de rest, zij die vonden dat we ons oordeel moeten opschorten, omdat we niets zeker kunnen weten. Deze indeling valt samen met het al dan niet geïnstitutionaliseerd zijn als school: Stoa en Epicureërs wel, de rest niet.
- Men kan een relatie leggen tussen de filosofie en de politieke gebeurtenissen van deze periode: met de veroveringen van Alexander de Grote verdwijnt de traditionele Griekse stadstaat (polis). In de filosofie, met name de Stoa, wordt de mens ook meer als wereldburger gezien (daar waar voor Aristoteles de mens nog een wezen was dat thuishoort in een polis). Verder treden in deze periode ook filosofen op de voorgrond die niet van oorsprong Grieks zijn.
- De praktische filosofie krijgt de nadruk, de vraag naar het eigen zielenheil, in deze tijd dat de stadstaat zijn plaats in het leven van de Griek verloren had. Men is Cynicus, Stoïcijn of aanhanger van Epikurios; men is lid van een 'school' en geen zelfstandig opererend filosoof meer. Filosofie wordt een 'way of life' voor velen, waarbij de praktijk van het leven als belangrijker wordt ervaren dan de theoretische filosofie.
- Het Lyceum van Aristoteles/Theophrastus, en de Academie van Plato, kan men met een anachronisme als onderzoeksinstituten beschouwen. In de hellenistische tijd ging het er evenwel meer om, de leer waarvan men aanhanger was, te ondersteunen en te verdedigen. Het meest extreem is dit het geval bij de Epicureërs, die hun leermeester Epicurus eeuwenlang vereerden. Maar ook voor de Stoa gold dit, al heeft daar wel de nodige ontwikkeling plaatsgevonden voor wat betreft de doctrine. Deze werd nl. vaak gepresenteerd als verdediging van de orthodoxie.
- Epictetus, de Stoïcijn die het verschil benadrukt tussen zaken in onze macht en zaken buiten onze macht, was zelf slaaf geweest. Geen woord evenwel in zijn werk richt zich tegen de slavernij. Dat valt filosofisch hieruit te verklaren, dat als het hoogste doel is te accepteren wat er gebeurt, men zijn energie niet zal richten op het veranderen van de externe situatie. Men zal niet proberen het leven (van anderen, lateren) draaglijker te maken (zoals wij zouden zeggen). Dat 'hoeft' namelijk niet, omdat, wanneer het uitsluitend om de innerlijke houding gaat, het er niet toe doet of men keizer is of slaaf, arm of rijk. Daarnaast geldt ook dat men in de oudheid ons vooruitgangsgeloof niet kende.
- Epikurios' devies: Leef in het verborgene doet de vraag opkomen: als iedereen dat doet, wie zorgt dan voor het bestuur van het land? Het antwoord hierop zou kunnen zijn, dat er toch altijd voldoende ambitieuze mensen zullen blijven die hun geluk weg willen gooien en in de politiek gaan. Een ander antwoord zou kunnen zijn, dat iedereen in een tuin als die van Epicurus zou moeten leven, kleinschalig, waarmee grote landen (en dus politiek, legers, handel) niet meer nodig zijn.
- Een ander aspect dat vooral naar voren komt bij de cynici is het verwerpen van gedrag dat traditioneel als 'goed' en fatsoenlijk bekendstond. De cynici waren hierin het meest confronterend, maar ook de Epicureërs gaven aanstoot met het zich terugtrekken in hun tuin.
Aangemaakt 27 december 2014
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!