Farao (Exodus)

Zie ook: Exodus, Uittocht, Farao,

Wie was de farao tijdens de Exodus en verdronk hij met zijn leger? Enkele van deze vragen worden hieronder behandeld.

Inhoud

Welke farao?

Een van de meest gestelde vragen is wie deze farao was. Afhankelijk van wanneer men de Exodus dateert en de interpretatie van de Egyptische chronologie worden door de diverse geleerden een viertal farao's genoemd.

Ramses II (1279-1213 v.C.)

In Ex. 1:11 wordt de stad Raämses genoemd die door de Israëlieten in Egypte gebouwd moest worden en men wil deze stad identificeren met Pi-Ramese een stad die ten tijde van Ramses II is gebouwd. Echter daar tussen de bouw van de tempel (966 v.C.) en de Exodus minimaal 400 jaar heeft gezeten komt dit qua tijdsspanne niet overeen. Verder wordt in de Merneptah-stèle (1210 v.C.; een herdenkingsmonument ter ere van farao Menerptah, de zoon van Ramses II) vermeld dat bij een veldtocht van Egypte in Israël een grote nederlaag heeft geleden, wat problemen oplevert omdat er dan nooit 40 jaar tussen de Exodus en verovering van Kanaän kan hebben gezeten.

Thutmoses III (1479-1425 v.C.)

Dit leidt men af uit de optelsom van 966 (voltooiing van de tempel) en 480 (1 Kon. 6:1; Het 4de jaar van Salomo is het 480ste jaar na de Exodus) zodat de Exodus in 1445 v.C. plaatsvond. Hieraan zitten echter tweetal problemen. 1) deze farao heeft nog veel veldtochten tegen Azië ondernomen, iets dat moeilijk wordt, wanneer je veel strijdwagens verliest, zoals bij de doortocht door de Rode Zee; 2) zijn oudste zoon (volgens Exodus 12 waren deze allemaal overleden in de nacht van de Pesach), Amenhotep II, hem heeft opgevolgd.

Amenhotep II (1425-1401 v.C.)

Dit leidt men af omdat qua tijdspanne dit overeenkomt. Daarnaast is hij vrij onverwachts en jong (45 jaar) overleden en werd opgevolgd door zijn zoon Thoetmoses IV die niet zijn eerstgeborene was (Peter Der Manuelian, p. 19; Holman Illustrated Bible Dictionary, p. 528). Verder kende Egypte in de tijd daarna een zwak bestuur wat logisch is gezien de vernietiging van het grootste deel van het leger. Probleem is dan wel dat de tijdsaanduiding 480 jaar (1 Kon. 6:1) in de Hebreeuwse Bijbel niet klopt, echter in de LXX en de Peshitta wordt 440 jaar genoemd wat meer lijkt overeen te komen.

Dedumose II (< 1690 v.C)

Immanuel Velikovsky en David Rohl menen dat Dedumose II van de 13de dynastie de betreffende farao geweest moet zijn. Hierbij willen ze Dedumose koppelen aan het verhaal van Tutimaios en zijn conflict met de Hyksos en zijn val, zoals wordt verhaald door de oude Egyptische geschiedschrijver Manetho, waarvan we fragmenten tegenkomen in Josephus, Africanus en Eusebius. Maar de link tussen Dedumose en Tutimaios is vaag en wordt niet ondersteund door taalkundige (Tutimaios is waarschijnlijk afgeleid van Djehutymose) of historische feiten. Een verder nadeel van hun theorieën is dat ze de Egyptische chronologie geheel herzien en daardoor het lastig is om te controleren of deze Dedumose II ten tijde van de Exodus leefde. Klopt de gangbare Egyptische chronologie dan leefde deze Dedumose II te vroeg om als farao van de Exodus te worden bestempeld.

Conclusie

Er is echter in de Egyptische bronnen geen vermelding dat een farao is verdronken, dan wel bewijs dat de Joden Egypte ontvluchtten. Op zich hoeft dat niet te betekenen dat er dus geen Exodus heeft plaatsgevonden, want een nederlaag werd in het algemeen niet vermeld en we moeten beseffen dat veel geschriften of verloren zijn gegaan of nog niet zijn teruggevonden.


Verdronk de Farao met zijn leger tijdens de Exodus van Israël uit Egypte?

Volgens de inleiding van de Kanttekeningen van de Statenvertaling op Exodus wordt gesteld dat de Farao met zijn leger verdronk ("in dewelke Farao, als hij hen najaagde, met zijn ganse heir verdronken is") en ook in het gebed van het klassieke Doopformulier ("Heel het leger van de onverzettelijke farao van Egypte hebt u doen omkomen in de Rietzee, maar uw volk Israël hebt u in uw barmhartigheid dwars door diezelfde zee, over droog land laten gaan") en verschillende commentaren gaan hier vanuit. De vraag is echter of dit uit de Bijbel valt op te maken. Als eerste alle verwijsteksten in de Bijbel die hierover gaan:

In de passage Exodus 14: 23-30 "De Egyptenaren achtervolgden hen en kwamen hen achterna, met al de paarden van de farao, zijn strijdwagens en zijn ruiters, tot in het midden van de zee. ... Zo stortte de HEERE de Egyptenaren midden in de zee. Want toen het water terugvloeide, bedolf het de strijdwagens en de ruiters van het hele leger van de farao, die hen in de zee achterna gekomen waren. Niet een van hen bleef er over" lezen we dat het leger van farao, inclusief zijn paarden en strijdwagens, verdronken in het water. We kunnen hieruit niet concluderen dat farao zelf, of zelfs zijn hele leger verdronk, eerder dat de snelste eenheden van farao's cavalerie de Israëlieten achtervolgden en verdronken.

Dit wordt bevestigd in het "Lied van Mozes" dat direct na deze geschiedenis in het volgende hoofdstuk voorkomt, "Het paard en zijn ruiter heeft Hij in de zee geworpen" (Ex. 15:1) en "De wagens van de farao en zijn leger heeft Hij in de zee geworpen. De besten van zijn officieren zijn verdronken in de Schelfzee" (Ex. 15:4), waar we lezen dat naast de strijdwagens, het keur van zijn officieren verdronken en lijkt te wijzen dat niet al zijn officieren verdronken.

De verwijzingen in Psalm 78:53 "want de zee had hun vijanden bedolven" en Psalm 106:11 "Water bedolf hun tegenstanders, niet één van hen bleef over" slaan op hen die de Israëlieten najoegen en hoeft niet te slaan op de farao en degenen die op de oever bleven staan. Vergelijk ook Deut. 11:4 "en wat Hij gedaan heeft met het leger van de Egyptenaren, met hun paarden en strijdwagens: dat Hij het water van de Schelfzee over hen heen liet stromen, toen zij u achtervolgden; de HEERE heeft hen omgebracht, tot op deze dag" waar weer de nadruk ligt op het leger en de strijdwagens en niet op de farao zelf. Terwijl uit de passage in Psalm 136:15 "de farao met zijn leger in de Schelfzee stortte" lijkt alsof de farao inderdaad met zijn leger verdronk. Echter in het Hebreeuws betekent נער niet "verdrinken" maar "uitschudden, storten, van zich af schudden, omverwerpen" en men kan op zijn hoogst constateren dat de macht van farao omver was geworpen.

De enige Nieuwtestamentische tekst in Hebr. 11:29 "toen de Egyptenaren dat probeerden te doen, zijn ze verdronken" geeft ook geen extra aanwijzingen dan die we al eerder hadden gezien.


Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!