Constantijn de Grote

Zie ook: Romeinse keizers,

Flavius Valerius Aurelius Constantinus, officieel in het Latijn IMPERATOR CAESAR FLAVIVS CONSTANTINVS PIVS FELIX INVICTVS AVGVSTVS (Naissus, 27 februari ca. 280 - Ancyrona, 22 mei 337), bekend als Constantijn I de Grote, was een Romeins keizer.

Inhoud

Levensbeschrijving

In juli 306 werd hij door zijn troepen uitgeroepen tot imperator en Augustus. Vanaf 308 werd hij als imperator en Augustus erkend. Door allianties, militaire overwinningen en onverwachte meevallers (onder meer de verdrinkingsdood van Maxentius in 312 bij de slag bij de Milvische Brug) ging hij een steeds groter deel van het Romeinse Rijk regeren tot hij vanaf 324 alleenheerser werd.

De Constantijnse dynastie is een informele naam voor de heersende familie van het Romeinse Rijk vanaf Constantius Chlorus (†305) tot de dood van Julianus in 363 en vernoemd naar Constantijn de Grote. Strikt genomen behoorde Constantijn tot de laatste periode van de tetrarchie (=vierkeizer regering) van het Romeinse Keizerrijk, welke door keizer Diocletianus werd ingesteld.

Burgeroorlogen

Zowel Constantijn en Licinius aasten op de alleenheerschappij en op 8 oktober 314 kwam het tot een gevecht tussen troepen van beide keizers. Constantijn won de slag, zei het met een pyrrusoverwinning. Begin 317 was er een nieuwe confrontatie waarbij opnieuw Constantijn won. Na zijn nederlaag vaardigde Licinius een aantal wetten uit om het christenen moeilijk te maken. De meest waarschijnlijke reden hiervoor is het op stang jagen van Constantijn, die de christenen bevoorrechtte. In 321 brak opnieuw een burgeroorlog uit tussen de keizers. Constantijn had verschillende overwinningen, zoals op 3 juli 324 de Slag bij Adrianopel, later in juli 324 de Slag bij de Hellespont, en de definitieve overwinning op 18 september met de Slag bij Chrysopolis, waarbij Licinius de volgende dag werd gedwongen af te treden, net als de nieuwe medekeizer, Martinianus. Beiden werden door Constantijn ter dood veroordeeld en een half jaar later geëxecuteerd. Hiermee stopte de tetrarchie en was Constantijn alleenheerser.

Alleenheerser

In 326 liet hij zijn oudste zoon Crispus doden en niet veel later zijn vrouw Faustus (die de stiefmoeder van Crispus was). Hoewel de bronnen onduidelijk en elkaar zelfs tegenspreken, lijkt het erop dat de twee in een intrige waren verwikkeld en misschien mogelijk zelfs een affaire met elkaar hadden.

In 330 breidde hij Byzantion uit en gaf het de naam Nova Roma (Nieuw Rome). Na zijn dood werd de stad naar hem vernoemd en heette voortaan Nova Roma Constantinopolitana, dat later werd verbasterd tot Constantinopel (van Konstantinou polis, Constantijns stad).


Christendom

Constantijn is vooral bekend als de eerste Romeinse keizer die zich zou hebben uitgesproken voor het christendom, en die de grondslag legde voor de christelijke fase van het Romeinse Rijk dat zich verder zou ontwikkelen tot het Byzantijnse Rijk. Met zijn edict van Milaan (313) maakte Constantijn een einde aan de christenvervolgingen.

In de Byzantijnse liturgische kalender, gevolgd door de oosters-orthodoxe kerk en oosters-katholieke kerken met Byzantijnse ritus, zijn zowel Constantijn als zijn moeder Helena opgenomen als heiligen. In tegenstelling tot de Latijnse lijst van heiligen waarin hij niet is opgenomen, wel wordt hij in de westerse kerktraditie geëerd met de titel "de Grote" voor zijn bijdrage aan het christendom.

Dat zijn moeder, Helena, Constantijn overtuigde om christen te worden is een fabel, de reden dat Constantijn meer en meer het christendom begon te bevoordelen ten opzichte van andere godsdiensten was uit praktische noodzaak. In het keizerrijk van Constantijn was weinig eenheid en het christendom was, dankzij de bisdommen en de gecentraliseerde organisatie met de paus, de bisschop van Rome, het enige centrale gezag dat goed functioneerde. Door de verheffing van het christendom tot staatsgodsdienst verkreeg Constantijn de macht over deze organisatie en kon hij daarmee de grip op zijn rijk vergroten.

Een andere reden waarom hij zich niet eerder liet dopen en christen werd is dat christenen in die dagen niet mochten vechten en al zeker niet doden. Als Constantijn zich tot het christendom zou bekeren hield dat in dat hij niet meer ten oorlog kon trekken en daardoor minder in de positie was om zich tegen zijn opponenten te verweren. Bovendien had hij geconstateerd dat de eenheid onder christenen minder groot was dan hij eerst had gedacht en een keuze zou inhouden dat hij dan ook meteen partij koos voor een bepaalde groepering christenen en daarmee de andere groeperingen tegen zich in het harnas zou jagen.

In 321 maakte Constantijn de zondag bij wet tot algemene rustdag in het gehele Romeinse rijk (Codex Justinianus III 12. 2, ed. P. Krüger; Corpus juris civilis II, 1929; Codex Theodosianus II 8.1, ed. Th. Mommsen I, 2, 1954). Nb. Pas tijdens het concilie van Laodicea (367 n.C.) werd de zondag als officiële rustdag bepaald in plaats van de sabbat (Philip Schaff, "Synod of Laodicea (4th Century)", The Canons, 29, op New Advent).

Pas op zijn sterfbed (337) liet Constantijn zich dopen door de Ariaanse bisschop Sylvester.


Jodendom

In tegenstelling tot het Christendom was de houding van Constantijn richting het Jodendom minder positief. Zo voerde hij verscheidene beperkende maatregelen in met betrekking tot de Joden:


Fabels

Er worden veel fabels en legenden aan Constantijn toegedicht, hieronder de meest belangrijke.


Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!