Nero (Antium, 15 december 37 n.C. - Rome, 9 juni 68 n.C.), Romeins keizer welke regeerde van 13 oktober 54 n.C. tot 9 juni 68 n.C..
Hij wordt als toevoeging in sommige manuscripten van 2 Timotheus 4:22 genoemd "brief aan Timotheüs, gewijd aan de eerste bisschop van de kerk van de Efeziërs, werd geschreven uit Rome, toen Paulus voor de tweede keer voor Nero werd gebracht", verder slaat de passage in Filippenzen 4:22 "die van het huis des keizers zijn" vermoedelijk op hem.
Opvolger van keizer Claudius. Had de volgende namen: Lucius Domitius Ahenobarbus (15 december 37), Nero Claudius Caesar Drusus Germanicus (25 februari 50), Nero Claudius Caesar Augustus Germanicus September (13 oktober 54), Imperator Nero Claudius Caesar Augustus Germanicus (? 66).
Vanaf de aanvang van de Joodse Oorlog (66 n.C.), welke met het verlies van de Slag bij Beth Horon begon, werden Joden en christenen vervolgd. Volgens overlevering zou Nero gevangen christenen in teer hebben laten dopen en vervolgens in brand laten steken, om ze als verlichting te laten dienen tijdens zijn exorbitante feesten (Tacitus, Annales, XV.44). Candida Moss heeft echter haar twijfels of er überhaupt een christenvervolging op grote schaal is geweest (C. Moss, The Myth of Persecution).
Toen de Senaat Nero afzette en zij hem kwamen arresteren deed hij na lang aarzelen een zelfmoordpoging en stak een dolk in zijn keel, onder het spreken van de woorden Qualis artifex pereo "Wat een kunstenaar sterft er met mij". Vermoedelijk maakte Epaphroditus, een vrijgelatene van Nero en een van de weinige getrouwen tot het laatste uur, het werk af en diende hem uiteindelijk de fatale steek toe (F. Meijer, p. 49; Livius.org, "Tiberius Claudius Epaphroditus").