Het Proto-evangelie van Jakobus behoort tot de apocriefe teksten van het Nieuwe Testament.
Het Proto-Evangelie van Jakobus is omstreeks 145 n.C. in het Grieks geschreven door iemand, die in Syrië of Egypte thuis hoorde en goed op de hoogte was van de geboorteverhalen zoals die in de evangelieën van Mattheüs en Lukas te vinden zijn. Origenes (185-254) citeert het werk als Biblos Iakoobou (boek van Jakobus). De oudst bewaard gebleven Griekse tekst is het zogenaamde Papyrus Bodmer V uit de 4de eeuw. In die tekst is een dubbele titel te vinden: Genesis Marias, Apokalupsis Iakoob "Afkomst van Maria, Openbaring van Jakobus". De tegenwoordige naam Proto-Evangelie van Jakobus is afkomstig van Guillaume Postel (1510-1581), Frans humanist en goed kenner van de Semitische talen. Na een reis van 1548-1550 door het Midden-Oosten, waar hij een Grieks manuscript ontdekte, publiceerde hij in 1552 zijn Latijnse vertaling, die door Theodor Bibliander in Bazel werd uitgegeven. Sindsdien is de naam: Protevangelium Jacobi gemeengoed geworden. De Griekse tekst werd pas twaalf jaar later door Michael Neander uitgegeven.
De naam die Postel aan het werk gaf, dekt de lading: de schrijver van het Proto-Evangelie van Jakobus doet het voorkomen alsof Jakobus, de "oudere stiefbroer” van Jezus, het werk geschreven heeft lang voor de andere evangelies.
Inhoudelijk gaat het over de wonderbaarlijke geboorte van Maria en die van haar zoon Jezus Christus, gezien door de bril van de ooggetuige Jakobus. De schrijver doet het voorkomen, dat hij ooggetuige is geweest van de geboorte van Jezus. Ook vinden we in dit apocriefe werk de namen van Maria's ouders: Joachim en Anna.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!