Achan (Hebreeuws עָכָן H5912) of Achar (Hebreeuws עָכָר H5917), man in de Bijbel.
Achan, in 1 Kronieken 2:7 Achar genoemd. De zoon van Charmi (Jozua 7:1, 18-20) en kleinzoon van Zerah (Jozua 7:1, 18, 24; 22:20). Bij de inneming van Jericho nam hij iets mee van het verbannene waardoor de toorn van God ontstak met als gevolg dat de Israëlieten te Ai een nederlaag leden. Door het lot werd hij aangewezen, waarop hij en zijn familie werd gestenigd en verbrand in het dal van Achor.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!