Huzab (Hebreeuws נָצַב H5324), een persoon of ambtenaar.
Huzab wordt in de SV genoemd bij Nahum 2:7, waarbij in de Kanttekeningen wordt gesteld dat het of 1) de naam der koningin is, van Jatzab, bijstaan, omdat zij dagelijks bij den koning stond of kwam; verg. Ps.45:10; 2) de betekenis heeft van: die vastgesteld is; dat is, de stad die meent vast te staan. Dat laatste is echter niet waarschijnlijk omdat er dan ongetwijfeld een vrouwelijke vorm had gestaan.
M. Delcor vocaliseert הֻצַּ֖ב huṣṣaḇ in Nah. 2:7 (8) als huṣṣêḇi, 'ornament; glorie' als een benaming van Ishtar (Toorn, p. 455).
De meeste moderne vertalingen gaan er van uit dat het hier om een onpersoonlijke uitdrukking gaat: "Dit staat vast".
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!