Ira (Hebreeuws עִירָא H5896), meerdere personen in de Bijbel.
1) Man uit het geslacht van Jaïr, uit de stam van Manasse, die bij koning David priester was (2 Sam. 20:26).
2) Zoon van de Thekoiet Ikkes, een van de helden van koning David (2 Sam. 23:26; 1 Kron. 11:28; 27:9).
3) Een Jetriet, een van koning Davids helden (2 Sam. 23:38; 1 Kron. 11:40).
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!