Jamin (), meerdere personen in de Bijbel.
De zoon van Simeon (Gen. 46:10; Ex. 6:14), zijn nakomelingen werden de Jaminieten (Hebreeuws יְמִינִי H3228) genoemd (Num. 26:12).
Nakomeling van Jerahmeël uit de stam van Juda (1 Kron. 2:27).
Een leviet ten tijde van Nehemia (Neh. 8:8), die de door Ezra gelezen wet aan het volk verklaarde (mogelijk het vertalen naar het Aramees).
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!