De Amsterdamse School is een heterogene stroming binnen de Nederlandse theologie. Zij is in de jaren 60 in de 20ste eeuw ontstaan aan de Universiteit van Amsterdam. Haar nadruk ligt op exegese, Bijbelse theologie en Bijbel vertaalwerk. (Eleonora Hof, p. 10).
Aan het begin van de beweging stond de Oudtestamenticus J. L. Palache (1886-1944). Hij zag de Bijbel niet als een geschiedenisboek, maar meer een bundel van Oosterse verhalen. Of zoals hij het zelf stelde: "Dus niet wordt het verhaal verteld omdat het gebeurd is, maar omgekeerd, doordat het verteld wordt, wordt het tot een realiteit" (J.L. Palache, Het karakter van het oud-testamentische verhaal, p. 20). Hierdoor zette hij de historische benadering op het tweede plan. Daarnaast benaderde hij het Oude Testament zeer historisch-kritisch, tot in het extreme toe: "En de geschiedenis zelf — en haar oordeel heeft een onbetwist gezag — heeft aan dat boek een eereplaats aangewezen onder de schatten van onze beschaving. Men behoeft niet te vreezen, dat een onbevangen wetenschappelijk onderzoek het van die plaats zal verdringen" (J.L. Palache, p. 30). Daarnaast veronderstelde hij dat er een redactie op het Oude Testament heeft plaatsgevonden, waarbij de redacteuren een grote mate van vrijheid hadden. "Voor dit eigenaardige vrije omspringen met de overgeleverde stof hebben wij nu voor het Jodendom nog veel oudere getuigenissen dan de al genoemde" (J.L. Palache, p. 18), en "— wij denken aan die gevallen, waarin wij met vrije compositie te doen hebben —" (J. L. Palache, p. 20), met als conclusie "Onze conclusie moet in de eerste plaats deze zijn, dat ook de oudste schrijvers in het Oude Testament — en ik spreek hier met opzet van schrijvers en niet van scholen — veel zelfstandiger tegenover de stof en tegenover de traditie moeten gestaan hebben en veel meer zelf gecomponeerd hebben dan men gewoonlijk aanneemt" (J. L. Palache, p. 25).
Het is deze historisch-kritische benadering die door predikant Nico ter Linde kernachtig werd samengevat in "niet echt gebeurd, maar wel wáár".
Na de dood van Palache bouwden na de Tweede Wereldoorlog M. A. Beek (1909-1987), F. H. Breukelman (1916-1993), K. H. Miskotte (1894-1976) en K. Barth (1886-1968) verder voort op het gedachtegoed van Palache.
Tegenwoordig is K.A. Deurloo (1936) een van de grootste representanten van de Amsterdamse School.
Enkele hedendaagse bekende Bijbelvertalingen welke zijn gebaseerd op het gedachtegoed van de Amsterdamse School zijn de Naardense Bijbel van Pieter Oussoren, de vertaling van het Oude Testament van Albert Koster onder de titel De Hebreeuwse Bijbel en de vertaling van de vijf boeken van Mozes door Huub Oosterhuis en Alex van Heusden.
Al deze vertalingen zijn gebaseerd op een idiolecte vertaalmethode en daarom grotendeels concordant vertaald.
Aangemaakt 26 mei 2018
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!