De Statenvertaling, soms ook Statenbijbel genoemd, is een van de eerste Bijbelvertalingen die rechtstreeks uit de oorspronkelijke talen naar het Nederlands werd vertaald.
De opdracht voor de vertaling werd in 1619 gegeven op de Synode van Dordrecht; de Staten-Generaal werd gevraagd de vertaling te betalen. Op de titelpagina van de eerste druk lezen we:
BIBLIA, Dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de Canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen TESTAMENTS. Nu Eerst, Door last der Hoogh-Mog: HEEREN STATEN GENERAEL vande Vereenighde Nederlanden, en volgens het Besluyt van de Synode Nationael, gehouden tot Dordrecht, inde Iaeren 1618 ende 1619. Uyt de Oorspronckelijcke talen in onse Neder-landtsche tale getrouwelijck over-geset …
Tot dan toe werd in hervormde kringen vooral gebruik gemaakt van de Bijbelvertaling van Maarten Luther. Die vertaling was echter in het Hoogduits en was bovendien een lutheriaanse interpretatie. Er waren al eerder bijbels in het Nederlands verschenen, maar dat waren vertalingen van vertalingen. De synode achtte het nodig dat er een goede, eigen vertaling kwam, die zo dicht mogelijk bij de brontalen (vnl. Hebreeuws en Grieks) lag, naar het voorbeeld van de Engelse Authorized Version (King James Version, 1611).
De Staten-Generaal gingen pas in 1626 akkoord met het verzoek van de synode, waarop de vertalers aan de slag konden. Hierbij werd naast het Oude en Nieuwe Testament ook de apocriefe boeken vertaald, zij het dat ze wel apart werden gezet:
Waerom in de Synode Nationael der Gereformeerde Nederlandsche Kercken gehouden in den jare 1618 tot Dordrecht, in bedenckinge is genomen geweest, of dese Apocryphe boecken niet en behoorden uytgelaten te worden uyt dese Nieuwe Oversettinge des Bybels: maer alsoo geene Gereformeerde kercken van andere natien dit voor desen gedaen en hebben, ende sulcx groote opsprake ende vele lasteringen soude onderworpen zijn, so is goet gevonden dat de selve van Nieuws Overgeset zijnde, wel in den Bybel souden gelaten worden, maer dat'se souden gevoeght worden, niet tusschen de Canonijke boecken des Ouden ende des Nieuwen Testaments, gelijck het vervolgh vande Historien wel schijnt te vereysschen, maer achter aen de Canonijke boecken, oock selfs des Nieuwen Testaments, op dat het volck daer door vermaent mach worden, dat dese boecken tot de Heylige Schrifture niet en behooren…
In 1635 was de Statenvertaling gereed en in 1637 werd hij door de Staten geautoriseerd. Tussen 1637 en 1657 werd een half miljoen exemplaren gedrukt. In 1657 volgde een officiële herziening. In 1772 werd de taal en spelling bijgewerkt. In 1834 werd opnieuw de taal gemoderniseerd door Matthijs Siegenbeek (de Vries, Oud Nederlandsch (2016), p. 195). In 1888 verscheen een herziening die later onder de naam Jongbloededitie bekend zou staan. In 1976 verscheen de eerste GBS-revisie (GBS, Bijbelvertaling). Terwijl in 2010 de Herziene Statenvertaling (HSV) verscheen, welke echter meer een compleet nieuwe vertaling is volgens de vertaalprincipes van de SV.
Tot ver in de 20ste eeuw bleef de Statenvertaling gezaghebbend in protestantse kerken. Vanwege dit langdurige gebruik (van de diverse edities) van de Statenvertaling is er een groepering ontstaan – de Statenvertaling 1637 beweging – die meent dat alleen de Statenvertaling de enige betrouwbare Bijbel is en dat alle andere (waaronder soms zelfs ook de grondtekst van de Bijbel) corrupte versies zijn en derhalve afgewezen moeten worden.
De Masoretische grondtekst diende als uitgangspunt, echter het is niet geheel duidelijk welke versie ze gebruikten. Zeer waarschijnlijk werd een Venetiaanse druk gebruikt omdat daarin veelal aantekeningen van rabbijnen en een parafrase in het Aramees was opgenomen zoals de toen toonaangevende Tweede Rabbijnenbijbel van Jacob ben Chayyim (ook genaamd de Bombergiana), waarschijnlijk de editie van Buxtorf 1618/19 (GBS, Bijbelvertaling).
Moderne vertalingen baseren zich op de BHS, BHQ of andere tekstkritische edities en waarin ook de vondsten en verschillen van de Septuagint, de Dode Zee-rollen en vele Hebreeuwse manuscripten (zoals o.a. samengesteld door Benjamin Kennicott of Giovanni Bernardo De Rossi) zijn opgenomen.
Het bronmateriaal waarop de Statenvertaling (en de King James Version) gebaseerd is bestaat, voor zover het het Nieuwe Testament betreft, uit de Textus receptus dat overeenkomt met eerder door Erasmus bijeengebracht materiaal. Hierbij maakten de vertalers zeer waarschijnlijk gebruik van de Beza-editie uit 1567, terwijl de revisoren Beza’s editie uit 1588/89 vaak raadpleegden (GBS, Bijbelvertaling).
Meer moderne vertalingen daarentegen baseren zich gewoonlijk op Tischendorf, Westcott-Hort en/of Nestle-Aland en latere tekstkritische edities waarin een overzicht van alle manuscripten (en hun onderlinge verschillen) wordt gegeven.
Bij de voorbereidingen van de Statenvertaling is ook aandacht besteed bij de regels voor de vertaling. Tijdens de achtste zitting van de Synode werden de volgende concrete regels voor het vertaalwerk vastgesteld (Acta, Dordtse Synode, Achtste zitting, d.d. 20 november 1618):
- Dat zij altijd bij de oorspronkelijke tekst zorgvuldiglijk blijven, en de manier van spreken der oorspronkelijke talen zoo veel de duidelijkheid en eigenschap der Nederlandse spraken kan toelaten, behouden. Maar indien ergens een Hebreeuwsche of Grieksche wijze van spreken voorviel, die harder ware dan dat ze wel in de tekst gehouden zou kunnen worden, dat zij deze aan den kant naarstiglijk aanteekenen.
- Dat zij, om de zin van de tekst, die niet ten volle uitgedrukt is, te vervullen, zo weinig woorden daarbij doen als mogelijk is, en deze in den tekst met eene andere letter, en tusschen haakjes besluiten, opdat ze van de woorden van den tekst mogen onderscheiden worden.
- Dat zij voor ieder boek en hoofdstuk een korten en duidelijke inhoud stellen, en alleszins aan den kant de gelijkluidende plaatsen der Heilige Schriftuur aan tekenen.
- Dat zij enige korte verklaringen er bij voegen, waarmede reden gegeven wordt van de overzetting in de duistere plaatsen; maar de waarnemingen der leerpunten daarbij voegen, is noch noodig noch raadzaam te zijn.
In andere Bijbelvertalingen zien we dat deze (regelmatig) volgens andere vertaalprincipes zijn vertaald en waardoor deze behoorlijk kunnen verschillen van de Statenvertaling. Dit heeft vooral te maken dat de letterlijke (concordante) vertaling – zoals de Statenvertalers voor ogen hadden – veelal tot problemen leidt omdat de lezer bepaalde constructies en woordgebruik in de grondtalen niet begrijpt, met als gevolg dat er een andere interpretatie aan wordt gegeven. Echter hierbij moet niet vergeten worden dat ook bij andere vertaalprincipes dit kan voorkomen. Wij zijn dan ook van mening dat een extra aantekening dan vaak op zijn plaats is en waarin dan de betekenis van zo'n Bijbelgedeelte wordt uitgelegd.
Het is dan ook om die reden dat we in het bovenstaande lezen dat de Statenvertalers de opdracht hadden meegekregen om in de kantlijn bepaalde opmerkingen te plaatsen:
Dit resulteerde in de bekende Kanttekeningen welke in eerste instantie voornamelijk om taalkundige opmerkingen ging, maar ook regelmatig resulteerde in een korte interpretatie van een Bijbelvers. Terwijl de verwijzingen naar teksten van gelijke strekking elders in de Bijbel ook nog steeds in vele moderne Bijbelvertalingen zijn overgenomen.
Behalve op religieus terrein, heeft de Statenvertaling ook op taalkundig en politiek terrein een niet te onderschatten betekenis. Vaak wordt gesteld dat de taal van de Statenvertaling de grondslag vormt voor het Standaardnederlands, dat zich in de 17de eeuw heeft ontwikkeld, en als belangrijk instrument in de culturele eenwording van Nederland heeft gefungeerd (Canon van Nederland, De Statenbijbel; Wikipedia, Statenvertaling). Hoewel aan de andere kant dit deels wordt bestreden (Nicoline van der Sijs, Bijbelse sporen in het Nederlands, De invloed van de Statenvertaling en haar voorgangers).
Vaststaat dat er talloze uitdrukkingen en gezegden welke in de Bijbel zijn te vinden in het Nederlandse taalgebied terecht zijn gekomen dankzij de Statenvertaling.
Daarnaast blijkt dat ook vele Duitse leenwoorden dankzij de Statenvertaling in het Nederlands zijn gekomen (Nicoline van der Sijs, Bijbelse sporen in het Nederlands, De invloed van de Statenvertaling en haar voorgangers).
Zoals in iedere vertaling zijn er ook fouten in de Staten Vertaling. Deels zijn deze ontstaan omdat men toen (nog) niet de betekenis wist. Dit betreft vooral hapax legomenon, woorden die eenmaal in de Bijbel voorkomen, of woorden die slechts een paar maal voorkomen. Vooral planten en dieren zijn moeilijk te vertalen en is vaak een gokje gemaakt omdat in veel gevallen niet duidelijk is om wat het gaat (en om die reden ook moderne vertalingen de kans lopen dat ze dit verkeerd weergeven). Zo zien we dat het woord שָׁפָן H8227 is vertaald met "konijn", terwijl dit dier toen niet in Israël voorkwam. In werkelijkheid is het een klipdas (Lev. 11:5; Deut. 14:7; 2 Kon. 22:3; etc.). Ook de רְאֵם H7214 'eenhoorn' welke is overgenomen uit de Septuagint is in werkelijkheid de uitgestorven oeros (Bos primigenius primigenius). Dit weten we omdat in aanverwante talen dit woord ook die betekenis heeft (E. Klein, p. 600; J. Heise, p. 183), naast dat ook in de Bijbel staat dat dit dier meerdere horens had (Deut. 33:17; Ps. 22:22).
Een ander voorbeeld is שֵׁכָר H7941 en σίκερα G4608 beiden met "sterke drank" (Lev. 10:9; Num. 6:3; 28:7; Richt. 13:4; 1 Sam. 1:15; Luk. 1:15; etc.) vertaalt, terwijl er bier bedoeld wordt.
Hoofdlettergebruik zoals bv. in "den koning Salomo, met de kroon, waarmede Hem Zijn moeder kroonde op den dag Zijner bruiloft, en op den dag der vreugde Zijns harten" (Hoogl. 3:11) terwijl duidelijk uit de context blijkt dat het om Salomo gaat en niet om Jezus. Oorzaak is dat de vertalers een allegorische interpretatie toepasten. Een ander voorbeeld hiervan is 2 Kronieken 18:23 waar staat "Geest des HEEREN", in de paralleltekst staat "geest des HEEREN" (1 Kon. 22:24) en wat gezien de context correct is omdat het hier niet om de Heilige Geest gaat.
Sommige fouten zijn ontstaan omdat ze een woord willen omschrijven, zoals שֵׂיבָה H7872 "de ouderdom, de grijsheid" en dan vertalen met 'grijze ouderdom' (Ps. 92:15), terwijl op andere plekken ze het vertalen met 'ouderdom' (Gen. 15:15; 25:8; Richt. 8:32; etc.) en 'grijzen, grijzigheid' (Deut. 32:25).
Ook is de betekenis van een woord soms gewijzigd in iets wat (voor de lezers) meer acceptabel is. Bijvoorbeeld in 2 Samuel 8:18 staat "prinsen", terwijl er כֹּהֲנִ֥ים H3548 "priesters" staat. Weliswaar willen de Kanttekeningen het onderbouwen door naar 1 Kronieken 18:17 te verwijzen waar "eersten" staat, maar doet geen recht om aan het Hebreeuwse woord een andere betekenis te geven. Ditzelfde zien we ook bij "Potifera, den overste te On" (Gen. 41:45, 50; 46:20 †) en waar hetzelfde woord "priester" staat.
Soms is de oorspronkelijke tekst tijdens de vertaling bewust gekuist, een voorbeeld is de zinsnede "mannelijk is" (1 Sam. 25:22, 34; 1 Kon. 14:10; 16:11; 21:21; 2 Kon. 9:8) terwijl in de grondtekst "die tegen de muur plast" staat.
In 2 Koningen 23:5 is (in cursief) "[andere]" toegevoegd. De Statenvertalers geven dus aan dat het een eigen toevoeging is, maar het is wel zeer opvallend dat ze dit hebben gedaan om zo hun eigen interpretatie van een kosmologisch model hier weer te geven en welke zeer zeker niet in de grondtekst staat of zo uitgelegd kan worden. Tevens valt in deze tekst op dat het voorzetsel "voor" bij "voor Baal, voor de zon, en voor de maan, en voor de planeten" meermalen is weggelaten, hoewel dat verklaarbaar is omdat dit in het Nederlands niet de gewoonte is.
Soms is er ook een toevoeging uit een andere Bijbeltekst gedaan, zoals de toevoeging in 2 Samuel 5:8 "[die zal tot een hoofd en tot een overste zijn]" welke uit 1 Kronieken 11:6 is genomen.
De Statenvertalers gebruikten voor het Oude Testament zeer waarschijnlijk de Tweede Rabbijnenbijbel van Jacob ben Chayyim, maar deze wil in diverse gevallen afwijken van andere Masoretische manuscripten. Zo zien we dat in de SV אֲדֹנָי H136 'Adonai' wordt overgezet met 'Heere' en יְהוָה H936 'JHWH' met 'HEERE'. Echter in de door hen gebruikte editie zijn deze meermalen verwisseld waardoor we bij diverse Bijbelteksten "HEERE" zien staan, terwijl het eigenlijk "Heere" moet zijn (Ex. 15:17; Num. 14:17; 22:22; Joz. 7:8; etc.). Dit wordt niet alleen door andere Masoretische manuscripten bevestigd, maar ook door de diverse Dode Zee-rollen en de Septuagint. Hierbij moet opgemerkt worden dat er tussen de oorspronkelijke uitgave van 1637 en andere edities, zoals de Jongbloed-editie, op dit punt ook nog eens onderlinge verschillen zijn (bv. Klaagl. 1:14).
Bij herziening naar de Jongbloed-editie zijn een aantal fouten in de tekst geslopen omdat de vertalers (vermoedelijk) de originele betekenis niet kenden. Bv. 'moordenaer' werd 'moordenaar', terwijl het een rover, misdadiger betekent (Mat. 21:13; 26:55; 27:38, 44; Mark. 11:17; 14:48; 15:27; Luk. 10:30, 36; 19:46; 22:52; Joh. 10:1, 8; 18:40; 2 Cor. 11:26 †). Een ander voorbeeld is 'wijd van begrijp' wat 'wijd van begrip' werd, terwijl hier de omvang mee wordt bedoeld (Gen. 34:21; 1 Kron. 4:40; Jes. 22:18 †).
Aangemaakt op 31 augustus 2018, laatst bijgewerkt 11 september 2023