De Q-tekst, of alleen aangeven door Q (in de 19de eeuw Logia genoemd), is de naam die door geleerden wordt gebruikt om een hypothetische bron over de leringen van Jezus te beschrijven. Het kan gereconstrueerd worden uit de evangeliën van Mattheus en Lukas, die dan gebaseerd zou zijn op twee eerdere bronnen: het evangelie van Markus en Q. Anders gezegd, Q is per definitie het materiaal dat Lukas en Mattheus gemeen hebben maar niet afhankelijk zijn van Markus.
De letter 'Q' komt van de eerste letter van het Duitse woord voor bron, Quelle, en is afkomstig van Johannes Weiss (1863-1914).
Q bevatte veel uitspraken die aan Jezus waren toegeschreven (zoals het gebed van de Heer) en twee korte verhalen (Jezus 'verzoeking in de woestijn, het geloof van de centurion). Zijn vorm lijkt vergelijkbaar te zijn geweest met het Evangelie van Thomas, dat 114 eenvoudige uitspraken bevat.
Het is voor de aanhangers van deze hypothese niet helemaal duidelijk of de uitspraken van Q echt van Jezus zijn. Men gaat uit van een vroege compositiedatum die een hoge betrouwbaarheid aangeeft en omgekeerd. Nu zijn er veel uitspraken die verwijzen naar de komst van de Zoon des Mensen en de vestiging van het Koninkrijk van God, en deze uitspraken impliceren vaak dat de discipelen van Jezus nog steeds zullen leven (bijv. Luk. 12.54-55 en 16.16 = Mat. 16.2-3 en 11.12). Dit wijst op een eerdere datum. Een andere indicatie is te vinden in de "wee" -uitspraken. Deze zijn gericht aan Galilese steden en Farizeeën, wat suggereert dat de auteur van Q vooral geïnteresseerd was in de dialoog – of een uitwisseling van scheldwoorden – met de Joden (zie Luk, 12.11-12). Een ander argument voor een vroege datum is het verhaal van de Romeinse centurion. Dit kan gemakkelijker worden geplaatst in de periode van vriendschappelijke relaties tussen de Joden en de Romeinen vóór 41 dan daarna.
Samenvattend: er is enig indirect bewijs voor een vroege datum van Q. Dit suggereert dat de uitspraken teruggaan naar Jezus – maar het is niets meer dan een suggestie. Het is onmogelijk om een "gemeenschap" te vestigen waarin Q de gezaghebbende tekst was, en geen twee wetenschappers zijn het hierover eens.
De twee evangelisten hebben het onderwerp van Q anders gebruikt. Lukas lijkt de woorden min of meer in dezelfde volgorde weer te geven als hij ze heeft gevonden; Mattheus heeft ze gebruikt om toespraken te schrijven (bijvoorbeeld de Bergrede). Er wordt aangenomen dat Mattheus' versie dichter bij de woorden van het originele document blijft.
In 1801 kwam de Engelsman Herbert Marsh (1757-1839) als eerste met het idee dat er een andere bron ten grondslag van de synoptische Evangeliën moest liggen en die hij ב noemde. Daarna kwam in 1832 de Duitser Schleiermacher (1768-1834) die de raadselachtige uitspraak van Papias van Hierapolis (ca. 125 n.C.) interpreteerde als "Mattheus verzamelde de orakels (Grieks logia) van de Heer in het Hebreeuws.", terwijl de op dat moment de interpretatie was dat Mattheus zijn evangelie in het Hebreeuws had geschreven. Anderen, zoals Christian Hermann Weisse (1801-1866) en Heinrich Julius Holtzmann (1832-1910) ondersteunden deze interpretatie.
Het was Adolf von Harnack (Sprüche und Reden Jesu, 1907) die als eerste een reconstructie maakte. Sindsdien zijn er door anderen reconstructies gemaakt, die echter allemaal onderling grote verschillen hebben. Vanwege deze verschillen kwamen er steeds meer literaire en redactionele analyses zoals die van Burton Mack, Leif Vaage en John S. Kloppenborg. Zij gaan er vanuit dat de Q-tekst in meerdere fases en lagen is opgebouwd, hierbij leunen ze zwaar op het Evangelie van Thomas.
Vanwege een totaal gebrek aan bewijs en de complexe kunstmatige opbouw van de Q-tekst is er steeds meer kritiek, oa. van Mark Goodacre (The Case Against Q. Studies in Markan Priority and the Synoptic Problem), Michael D. Goulder (Self-Contradiction in the IQP [International Q Project]. in Journal of Biblical Literature 118 (1999), p. 506-517) en anderen, op deze theorie.
Aangemaakt 3 november 2018
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!