Maoz Tzur (Hebreeuws מָעוֹז צוּר), een loflied dat met name op Chanoeka wordt gezongen.
Tijdens Chanoeka wordt zowel in de synagoge als thuis het loflied Maoz Tzur (versterkte rots, Jes. 17:10) gezongen, dit lied is aan het begin van de 13de eeuw geschreven door Mordechai ben Jitschak en is een acrostichon en naamdicht waarbij de beginletters van de eerste vijf coupletten zijn naam Mordechai vormen, het laatste couplet stamt uit een latere periode en is gebaseerd op een tekst uit Micha 5.
Het lied vertelt de joodse geschiedenis in poëtische vorm en viert bevrijding van vier oude vijanden, farao, Nebukadnezar, Haman en Antiochus. Zoals veel middeleeuwse joodse liturgische poëzie, staat het vol met toespelingen op Bijbelse literatuur en rabbijnse interpretatie. Dus מַלְכוּת עֶגְלָה malkût ʿeglâ staat voor Egypte (Jer. 46:2); נוֹגֵשׂ nôgēś is Nebukadnezar; יְמִינִי yĕmînî is Mordechai (Esth. 2:5); יְוָנִים yĕwānîm is Antiochus; לַשּׁוֹשַׁנִּים lšwšnym is het Joodse volk (Hoogl. 2:2); בְּנֵי בִינָה bny bînâ zijn de rabbijnse wijzen; en שִׁיר šîr verwijst naar de Hallel-psalmen.
Zie hier voor een muzikale weergave van Yosef Karduner.
Hebreeuws | Transliteratie | Vertaling |
מָעוֹז צוּר יְשׁוּעָתִי, לְךָ נָאֶה לְשַׁבֵּחַ תִּכּוֹן בֵּית תְּפִלָּתִי, וְשָׁם תּוֹדָה נְזַבֵּחַ. לְעֵת תָּכִין מַטְבֵּחַ מִצָּר הַמְנַבֵּחַ. אָז אֶגְמוֹר בְּשִׁיר מִזְמוֹר חֲנֻכַּת הַמִּזְבֵּחַ. |
māʿôz ṣûr yĕšûʿātî lĕkā nāʾe lšbḥ tkwn byt tplty wĕšām tôdâ nzbḥ lĕʿēt tkyn mṭbḥ mṣr hmnbḥ ʾāz ʾegmôr bšyr mizmôr ḥnkt hmzbḥ |
Mijn toevlucht, mijn rots des heils! 'Het is prettig om je lof te zingen. Laat ons huis van gebed worden hersteld. En daar zullen we u onze dank bieden. Wanneer je de blaffende vijand hebt afgeslacht. Dan vieren we met lied en psalm de toewijding van het altaar. |
רָעוֹת שָׂבְעָה נַפְשִׁי, בְּיָגוֹן כֹּחִי כָּלָה חַיַּי מֵרְרוּ בְקֹשִׁי, בְּשִׁעְבּוּד מַלְכוּת עֶגְלָה וּבְיָדוֹ הַגְּדוֹלָה הוֹצִיא אֶת הַסְּגֻלָּה חֵיל פַּרְעֹה וְכָל זַרְעוֹ יָרְדוּ כְּאֶבֶן בִּמְצוּלָה. |
rāʿôt śābʿâ napšî bygwn kḥy klh ḥyy mērĕrû bĕqōšî bšʿbd malkût ʿeglâ ûbĕyādô hgdwlh hôṣîʾ ʾet hsglh ḥêl prʿh wĕkāl zarʿô yārdû kʾbn bmṣlh |
Mijn ziel was verzadigd van ellende, mijn kracht was verdrietig. Ze verbitterden mijn leven met ontberingen, toen ze tot slaven werden gemaakt onder de heerschappij van Egypte. Maar God met zijn machtige kracht bracht Zijn dierbare volk naar buiten; Terwijl de gastheer en volgelingen van Farao als een steen in de diepte zonk. |
דְּבִיר קָדְשׁוֹ הֱבִיאַנִי, וְגַם שָׁם לֹא שָׁקַטְתִּי וּבָא נוֹגֵשׂ וְהִגְלַנִי, כִּי זָרִים עָבַדְתִּי וְיֵין רַעַל מָסַכְתִּי, כִּמְעַט שֶׁעָבַרְתִּי קֵץ בָּבֶל זְרֻבָּבֶל, לְקֵץ שִׁבְעִים נוֹשַׁעְתִּי. |
dbyr qādšô hĕbîʾanî wĕgam šām lōʾ šqṭty ûbāʾ nôgēś wĕhiglanî ky zārîm ʿbdty wĕyên raʿal mskty kmʿṭ šʿbrty qēṣ bbl zrbbl lĕqēṣ šibʿîm nwšʿty |
Hij bracht me naar Zijn heilige verblijfplaats; Zelfs daar vond ik geen rust. De onderdrukker kwam en verbande mij, omdat ik vreemde goden diende, en dronk giftige wijn. Maar nauwelijks was ik in ballingschap gegaan, Toen Babylon viel en Zerubbabel de leiding nam; Binnen zeventig jaar was ik gered. |
כְּרוֹת קוֹמַת בְּרוֹשׁ, בִּקֵּשׁ אֲגָגִי בֶּן הַמְּדָתָא וְנִהְיָתָה לוֹ לְפַח וּלְמוֹקֵשׁ, וְגַאֲוָתוֹ נִשְׁבָּתָה רֹאשׁ יְמִינִי נִשֵּׂאתָ, וְאוֹיֵב שְׁמוֹ מָחִיתָ רֹב בָּנָיו וְקִנְיָנָיו עַל הָעֵץ תָּלִיתָ. |
krwt qômat brwš bqš ʾăgāgî bn hmdtʾ wĕnihyātâ lô lĕpaḥ ûlĕmôqēš wĕgaʾăwātô nšbth rōʾš yĕmînî nśʾt wĕʾôyēb šĕmô māḥîtā rōb bnyw wĕqinyānāyw ʿal hāʿēṣ tlyt |
De Agagiet, de zoon van Hammedatha, plande om de torenhoge dennenboom te kappen; Maar het was een strik voor hem en zijn onbeschaamdheid werd het zwijgen opgelegd. Je hief het hoofd van de Benjaminiet op, maar de naam van de vijand werd uitgewist. Zijn talrijke zonen en zijn huisraad hing U aan de galg. |
יְוָנִים נִקְבְּצוּ עָלַי, אֲזַי בִּימֵי חַשְׁמַנִּים וּפָרְצוּ חוֹמוֹת מִגְדָּלַי, וְטִמְּאוּ כָּל הַשְּׁמָנִים וּמִנּוֹתַר קַנְקַנִּים נַעֲשָׂה נֵס לַשּׁוֹשַׁנִּים בְּנֵי בִינָה יְמֵי שְׁמוֹנָה קָבְעוּ שִׁיר וּרְנָנִים |
yĕwānîm nqbṣ ʿālay ʾăzay bymy ḥšmnym ûpārṣû ḥômôt mgdly wṭmʾ kl hšmnym ûminnôtar qnqnym naʿăśâ nēs lšwšnym bny bînâ yĕmê šĕmônâ qābʿû šîr ûrĕnānîm |
De Grieken verzamelden zich tegen mij, in dagen van de Hasmoneeën. Ze braken door de muren van mijn torens en verontreinigden alle oliën. Maar uit de laatst overgebleven fles werd een wonder gedaan voor de Joden. Daarom hebben de wijzen van de dag deze acht gewijd tot lofliederen. |
חֲשׂוֹף זְרוֹעַ קָדְשֶׁךָ וְקָרֵב קֵץ הַיְשׁוּעָה נְקֹם נִקְמַת עֲבָדֶיךָ מֵאֻמָּה הָרְשָׁעָה כִּי אָרְכָה הַשָּׁעָה וְאֵין קֵץ לִימֵי הָרָעָה דְּחֵה אַדְמוֹן בְּצֵל צַלְמוֹן הָקֵם לָנוּ רוֹעִים שִׁבְעָה |
ḥăśôp zĕrôaʿ qādšekā wĕqārēb qēṣ hayšûʿâ nĕqōm niqmat ʿăbādêkā mʾmh hāršāʿâ ky ʾārkâ hšʿh wĕʾên qēṣ lîmê hārāʿâ dḥh ʾadmôn bṣl ṣalmôn hāqēm lānû rôʿîm šibʿâ |
O baad uw heilige arm en bespoedig de tijd van de zaligheid. Wreek wraak op de slechte natie, namens uw trouwe dienaren. Want de bevrijding is te lang uitgesteld; En de slechte dagen zijn eindeloos. O, stoot de vijand in de schaduw van de dood en richt de zeven herders voor ons op. |
Aangemaakt op 2 december 2018
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!