Een eed, gelofte of zweren is een plechtige verklaring dat men iets zal doen (of laten) of (niet) gedaan heeft.
In de Bijbel lezen we dat als iemand een gelofte aflegt hij die zal moeten houden (Num. 30:2). Vaak zien we dat een eedformule begint met חַי־יְהוָ֥ה ḥay-JHWH "[Zo waarachtig als] de HEERE leeft" (1 Sam. 14:39; 2 Kon. 2:2; Jer. 16:14; Ezech. 34:8; Hos. 4:15). Zoals Jozef zweert bij de farao חֵ֤י פַרְעֹה֙ ḥê farə‘ōh "[zo waarachtig als de] Farao leeft" (Gen. 42:15), of Hanna bij de ziel van Eli zweert חֵ֥י נַפְשְׁךָ֖ אֲדֹנִ֑י ḥê nafəšəḵā ’ăḏōnî "[zo waarachtig als] uw ziel leeft, mijn heer!" (1 Sam. 1:26).
Ook vervloekingen worden meestal uitgesproken in de vorm van een eedformule. וְכֹה יֹסִיף…כֹּה יַעֲשֶׂה wĕkō yōsîp ... kō yaʿăśe “Mag hij alzo doen … en mag hij zelf meer doen dat…!”). Hierbij valt op dat de vervloeking volledig duidelijk is, maar niet wordt uitgesproken (GKC 472 §149.d; BDB 462 s.v. כֹּה 1.b). "Zo moge God doen ... alleen de dood zal scheiding maken tussen mij en u" (Ruth 1:16-17); "God mag zó en nog veel erger met mij doen. Voorzeker, Jonathan, jij moet zeker sterven" (1 Sam. 14:44; zie ook 1 Sam. 3:17; 20:13; 25:22; 2 Sam. 3:9, 35; 19:13; 1 Kon. 2:23; 2 Kon. 6:31).
Het Hebreeuwse woord שָׁבַע H7650 "zweren" is afgeleid van שֶׁבַע H7651 "zeven", met waarsch. als lett. betekenis: "zich binden door zeven dingen, of door zeven eden" (E. Klein, p. 637). We zien dit terug als Abimelech, tijdens een ruzie over een waterput, Abraham laat zweren dat hij niet liegt (Gen. 21:23) en waarop Abraham zeven ooilammeren aan Abimelech geeft (Gen. 21:27-31). Herodotus bespreekt dat bij een eed afleggen of een verbond sluiten het bloed op zeven stenen gesmeerd moet worden (Herodotus, Historiën, iii.8), terwijl Homerus zeven drievoeten uit de tent van Agamemnoon werden gehaald ter bekrachtiging van de eed (Homerus, Ilias, xix.243).
Aangemaakt 24 juni 2006, laatst bijgewerkt 5 juni 2019