צִיצִת tsitsith "schouwdraden, snoertjes", κρασπεδου kraspedon "kwast, tsitsith"; Hemelsblauwe draadjes of strikjes welke de Joden aan de vier einden van hun טָלֵית tallit dragen "gebedsmantel" en hun dagelijkse onderkleding dragen (De Vries, p. 54-57).
De Wet schreef het dragen van deze tsitsith voor (Num. 15:38); Wie de tsitsith zag, moest aan de Wet denken en werd zo bewaard voor overtreding.
Dat Jezus zich aan deze halachische wet hield (Amy-Jill Levine & Marc Brettler, p. 502) weten we omdat in diverse teksten wordt gesproken over de "zoom" van Zijn mantel (Mat. 9:20; 14:36; 23:5; Mark. 5:27; 6:56; Luk. 8:44).
Het Hebreeuwse woord צִיצִת H6734 "schouwdraden, snoertjes, franje, lok, kwast", wordt in het Grieks consequent met κράσπεδον G2899 "zoom van de mantel" aangeduid.
Sommige Joden hebben de gewoonte om hun doden te omwikkelen met een tallit zonder tsitsith, dit is gebaseerd op de volgende uitspraak in de Shulchan Arukh (De code van de Joodse Wet, zoals die in de 16de eeuw werd vastgelegd door Yosef Karo in Safed, Codex Judaica, Mattis Kantor 2005): יורה דעה שנ״א:ב׳ (ב) אין קוברין את המת אלא בטלית שיש בו ציצית: הגה: וי"א דאין צריך ציצית (טור בשם י"א) ונהגו לקברו בציצית אך שפוסלין תחלה הציצית או כורכין אחד מן הכנפות: We begraven de doden in koshere tallitot, die tsitsith hebben. En sommigen zeggen, dat de tsitsith niet nodig zijn en dat het onze gewoonte is om de doden te begraven met tsitsith maar we maken de tsitsith onbruikbaar voor de begrafenis plaatsvindt, of snijden een van de hoeken van de tallit (Shulchan Arukh, Yoreh De'ah 351:2).