Sprinkhanen
ἀκρίς G200 "sprinkhaan", אַרְבֶּה H697 "sprinkhanenzwerm, sprinkhanen", גֵּב H1357 "sprinkhanen", גּוֹב H1462 "sprinkhanen", גָּזָם H1501 "knager, sprinkhaan, rups", חָגָב H2284 "kleine treksprinkhanen, sprinkhanen", חָסִיל H2625 "sprinkhaan", חָרְגֹּל H2728 "sprinkhaan", יֶלֶק H3218 "sprinkhanen, verslinder, kever", סָלְעָם H5556 "sprinkhaan",

Zie ook: Beeldbank, Dieren / Fauna, Insecten, Sprinkhaan ('arbeh), Sprinkhaan (gazam), Sprinkhaan (hasil), Sprinkhaan (yeleq), Sprinkhanenplaag,

Sprinkhanen (Hebreeuws אַרְבֶּה H697, Grieks ἀκρίς G200) en krekels zijn een onderorde (Caelifera) van insecten die behoren tot de orde Orthoptera.

Inhoud

Bijbel

In het Oude Testament worden de sprinkhanen onder verschillende namen genoemd. Zo komen we in Joel 1:4 vier verschillende benamingen tegen, die waarschijnlijk aanduidingen zijn voor de verschillende stadia waarin een sprinkhaan kan voorkomen.

In het Nieuwe Testament lezen we dat Johannes de Doper sprinkhanen at met wilde honing (Mat. 3:4; Mark. 1:6). Volgens de Mozaïsche wetten golden sprinkhanen niet als onreine dieren (Lev. 11:22) en het eten van sprinkhanen was dus toegestaan.


Als voedselbron

Van Johannes de Doper lezen we dat hij sprinkhanen at met wilde honing (Mat. 3:4; Mark. 1:6). Volgens de Mozaïsche wetten golden sprinkhanen niet als onreine dieren (Lev. 11:22) en het eten van sprinkhanen was dus toegestaan.

Ook tegenwoordig worden ze nog gegeten en hier en daar zijn ze zelfs in de "betere" delicatesse winkel te koop. In de dagen van Johannes de Doper werden ze over het algemeen als toespijs gegeten en met wijn besprenkeld om ze aanlokkelijker te maken. Over het algemeen werden de sprinkhanen het meest gegeten door arme mensen in schrale, onvruchtbare streken, waar niet zoveel ander voedsel te krijgen was. En verder in omstandigheden, dat de oogst door de sprinkhanen of door droogte geheel of gedeeltelijk was mislukt. In het geval van Johannes, zal het ook een teken zijn geweest van een sober en ingetogen leven.

Voor de liefhebbers onder ons vond ik in het boek van I. Snoek 'In Bethlehem en Nazareth' een viertal recepten hoe sprinkhanen genuttigd kunnen worden:

  1. Men eet ze rauw, alleen ontdaan van de vleugels. De dieren kunnen het beste vroeg in de morgen worden gevangen, wanneer ze nog door de koude verstijfd zijn.
  2. Men kan ze koken, door een dichtgenaaide zak vol sprinkhanen in water te doen waaraan wat zout is toegevoegd. Na het koken worden ze gedroogd in de zon en daarna opnieuw in de zak gedaan. Ze kunnen nu lang bewaard. Wil men ze gebruiken, dan worden ze in een mortier gestampt en met zout en gesmolten boter (of honing) klaar gemaakt voor gebruik.
  3. Het is ook mogelijk ze te roosteren, dit gebeurt in een diepe kuil, waarin men een vuurtje stookt. Als er alleen nog maar gloeiende kolen zijn overgebleven, worden de sprinkhanen daarop geworpen. Geroosterd kunnen ze nu ook bewaard worden en volgens de vorige methode verder worden bereid.
  4. Men droogt de sprinkhanen, na vleugels en poten en soms ook de ingewanden verwijderd te hebben, waarna men ze zout en tenslotte maalt en tot brood verwerkt. Dit brood smaakt wat bitter en doet volgens sommige denken aan garnalen. Er wordt daarom wel honing toegevoegd of er bij gegeten.

Terminologie

In het Grieks is de algemene benaming ἀκρίς G200 (Mat. 3:4; Mark. 1:6; Opb. 9:3, 7 †). In het Hebreeuws worden meerdere woorden gebruikt die een bepaald soort sprinkhaan of een stadium van een sprinkhaan aangeven.

De meest algemene aanduiding is אַרְבֶּה H697 waarmee zowel een sprinkhaan (→ 'arbeh) als sprinkhanenplaag mee bedoeld kan worden. (Ex. 10:4, 12-14, 19; Lev. 11:22; Deut. 28:38; Richt. 6:5; 7:12; 1 Kon. 8:37; 2 Kron. 6:28; Job 39:23; Ps. 78:46; 105:34; 109:23; Spr. 30:27; Jer. 46:23; Joel 1:4; 2:25; Nah. 3:15, 17 †); Het woord is afgeleid van רָבָה H7235 "veel, talrijk zijn".

גָּזָם H1501gazam, of een van de stadia van een sprinkhaan (cf. Joel 1:4; 2:25; Amos 4:9).

חָסִיל H2625 → hasil; gezien de context een soort sprinkhaan of kever (1 Kon. 8:37; 2 Kron. 6:28; Ps. 78:46; Jes. 33:4; Joel 1:4; 2:25 †).

יֶלֶק H3218yeleq, (Ps. 105:34; Jer. 51:14, 27; Joel 1:4; 2:25; Nah. 3:15-16 †); Een soort sprinkhaan, misschien een vroeg stadium als ze nog geen vleugels hebben. In oudere vertalingen vaak als "kever" overgezet.

Ook de גֵּב H1357 (Jes. 33:4 †), de גּוֹב H1462 (Amos 7:1; Nah. 3:17 †) en de חָגָב H2284 (Lev. 11:22; Num. 13:33; 2 Kron. 7:13; Pred. 12:5; Jes. 40:22 †) zijn een soort sprinkhanen of kevers.

Tot slot zijn er de חָרְגֹּל H2728 (Lev. 11:22) en de סׇלְעָם H5556 (Lev. 11:22) welke eenmaal voorkomen en gezien de context vermoedelijk ook een soort sprinkhanen zijn. Hierbij wordt de חָרְגֹּל H2728 in het Ivriet de "grote groene sabelsprinkhaan" (Tettigonia viridissima) (E. Klein, p. 230) genoemd.


Fauna

Taxonomische indeling
Rijk: Animalia (Dieren)
Stam: Arthropoda (Geleedpotigen)
Onderstam: Hexapoda (Zespotigen)
Klasse: Insecta (Insecten)
Orde: Orthoptera

Er zijn ongeveer 20.000 verschillende soorten die verdeeld worden in twee hoofdgroepen; de krekelachtige vormen (Ensifera of langsprietigen) en de sprinkhaanachtige vormen (Caelifera of kortsprietigen). Ze komen wereldwijd voor en leven in de meest uiteenlopende habitats; van zeer hete woestijnen in Afrika en tropische regenwouden in Zuid-Amerika tot de koude toendra's in het noorden van Azië. Veel soorten zijn omnivoor en eten zowel plantaardig voedsel als kleine ongewervelden, andere soorten zijn strikt herbivoor of juist felle jagers (carnivoor). In tegenstelling tot de meeste insecten zijn rechtvleugeligen strikt landbewonend, geen enkele soort heeft zich aangepast op het water.


Aangemaakt 6 september 2006


Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!