Simeon (stam)
Συμεών G4826 "Simeon",

Zie ook: Simeon, Twaalf stammen,

Simeon, een van de twaalf stammen van Israël.

Inhoud

Bijbel

Uit de zonen van Simeon is de stam Simeon ontstaan, tijdens de 40-jarige tocht door de woestijn, decimeerde het aantal met 50% (Num. 1: 22 aantal mannen 59.300, Num. 26:14 nog maar 22.200 mannen). Zie in dit verband ook Numeri 25: 14 waar Zimri een hoofd van de stam Simeon werd gedood door Pineas te Baal-Peor, omdat hij met een heidense Midianiet ging en daardoor afgoden ging vereren. Zij zijn de kleinste van alle stammen.
De stam kreeg in eerste instantie een gebied in het noordelijke deel van de Negeb (de tegenwoordige Gaza-strook), wat al eerder aan Juda was toegewezen. (Jozua 19: 1-9) Het is niet duidelijk of ze ooit dit gebied ooit hebben bewoond, daar een paar honderd jaar later David de stad Ziklag kreeg van de filistijnse koning Achish. (1 Sam 27: 6) Toch was de stam van belang voor deze zuidelijke gebieden, want er waren meer dan 7100 die zich aansloten bij David, dit is meer dan de stam Juda (6800; 1Kr. 12: 24-25)
Doordat de stam Simeon binnen de gebieden van de stam Juda woonde, gingen deze steeds meer op tot een stam. (Ri. 1:3; 17-19) Hun afwezigheid in de boeken van Samuel en Koningen is dan ook opvallend. In 1 Kronieken 4: 39-43 lezen we dat ze migreerden naar Edom en het land van Amalek. In 2 Kr. 15:9 en 34: 6 lijkt het erop dat ze worden vereenzelvigd met de gebieden van Efraim en Mannasse welke tot de noordelijke gebieden behoorden. Dit blijkt ook uit het feit dat ze niet tot het 2-stammenrijk ( Juda en Benjamin) behoorden, en dus tot het noordelijke 10-stammenrijk behoorden. Dus de zegen/vloek van Jakob is uitgekomen.
De laatste keer dat de stam wordt genoemd is in Openbaring 7: 7 waar zij met 12.000 dienaren behoren tot de 144.000 verzegelden. Een aanduiding dus dat het echt om Israel gaat en dat de kerk niet hun plaats heeft ingenomen.



Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!