Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Voorts geschiedde het, als Jozua bij Jericho was, dat hij zijn ogen ophief, en zag toe, en ziet, er stond [16]een Man tegenover hem, Die een [17]uitgetogen zwaard in Zijn hand had. En Jozua ging tot Hem, en zeide tot Hem: Zijt Gij van ons, of van onze vijanden? 16. Dit was de Heere Christus in de gedaante eens mans, gelijk af te nemen is uit hfdst.6 vs.2. 17. Te weten, om Jozua daarmede te verkloeken, hem te kennen gevende dat Hij met hem zou zijn, en strijden tegen de Kanaanieten, en hem de victorie zou doen hebben.