SV | En hij kwam nevens waar ik stond; en als hij kwam, verschrikte ik, en viel op mijn aangezicht. Toen zeide hij tot mij: Versta, gij mensenkind! want dit gezicht zal zijn tot den tijd van het einde. |
WLC | וַיָּבֹא֙ אֵ֣צֶל עָמְדִ֔י וּבְבֹאֹ֣ו נִבְעַ֔תִּי וָאֶפְּלָ֖ה עַל־פָּנָ֑י וַיֹּ֤אמֶר אֵלַי֙ הָבֵ֣ן בֶּן־אָדָ֔ם כִּ֖י לְעֶת־קֵ֥ץ הֶחָזֹֽון׃ |
Trans. | wayyāḇō’ ’ēṣel ‘āməḏî ûḇəḇō’wō niḇə‘atî wā’epəlâ ‘al-pānāy wayyō’mer ’ēlay hāḇēn ben-’āḏām kî lə‘eṯ-qēṣ heḥāzwōn: |
En hij kwam nevens waar ik stond; en als hij kwam, verschrikte ik, en viel op mijn aangezicht. Toen zeide hij tot mij: Versta, gij mensenkind! want dit gezicht zal zijn tot den tijd van het einde.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En hij kwam nevens waar ik stond; en als hij kwam, verschrikte ik, en viel op mijn aangezicht. Toen zeide hij tot mij: Versta, gij mensenkind! want dit gezicht zal zijn tot den tijd van het einde.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!