Genesis 27:1

SVEn het geschiedde, als Izak oud geworden was, en zijn ogen donker geworden waren, en hij niet zien kon; toen riep hij Ezau, zijn grootsten zoon, en zeide tot hem: Mijn zoon! En hij zeide tot hem: Zie, [hier] ben ik!
WLCוַיְהִי֙ כִּֽי־זָקֵ֣ן יִצְחָ֔ק וַתִּכְהֶ֥יןָ עֵינָ֖יו מֵרְאֹ֑ת וַיִּקְרָ֞א אֶת־עֵשָׂ֣ו ׀ בְּנֹ֣ו הַגָּדֹ֗ל וַיֹּ֤אמֶר אֵלָיו֙ בְּנִ֔י וַיֹּ֥אמֶר אֵלָ֖יו הִנֵּֽנִי׃
Trans.wayəhî kî-zāqēn yiṣəḥāq watiḵəheynā ‘ênāyw mērə’ōṯ wayyiqərā’ ’eṯ-‘ēśāw bənwō hagāḏōl wayyō’mer ’ēlāyw bənî wayyō’mer ’ēlāyw hinnēnî:

Algemeen

Zie ook: Ezau, Izaak, Izak, Staar

Aantekeningen

En het geschiedde, als Izak oud geworden was, en zijn ogen donker geworden waren, en hij niet zien kon; toen riep hij Ezau, zijn grootsten zoon, en zeide tot hem: Mijn zoon! En hij zeide tot hem: Zie, [hier] ben ik!


Vertaalnotities

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
    Zie hier over het gebruik van de interlineair.

וַ

-

יְהִי֙

En het geschiedde

כִּֽי־

als

זָקֵ֣ן

oud geworden was

יִצְחָ֔ק

Izak

וַ

-

תִּכְהֶ֥יןָ

donker geworden waren

עֵינָ֖יו

en zijn ogen

מֵ

-

רְאֹ֑ת

zien kon

וַ

-

יִּקְרָ֞א

toen riep hij

אֶת־

-

עֵשָׂ֣ו׀

Ezau

בְּנ֣וֹ

zoon

הַ

-

גָּדֹ֗ל

zijn grootsten

וַ

-

יֹּ֤אמֶר

en zeide

אֵלָיו֙

tot

בְּנִ֔י

hem: Mijn zoon

וַ

-

יֹּ֥אמֶר

En hij zeide

אֵלָ֖יו

tot

הִנֵּֽנִי

hem: Zie


En het geschiedde, als Izak oud geworden was, en zijn ogen donker geworden waren, en hij niet zien kon; toen riep hij Ezau, zijn grootsten zoon, en zeide tot hem: Mijn zoon! En hij zeide tot hem: Zie, [hier] ben ik!

____

Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!