Genesis 42:38

SVMaar hij zeide: Mijn zoon zal met ulieden niet aftrekken; want zijn broeder is dood, en hij is alleen overgebleven; zo hem een verderf ontmoette op den weg, dien gij zult gaan, zo zoudt gij mijn grauwe haren met droefenis ten grave doen nederdalen.
WLCוַיֹּ֕אמֶר לֹֽא־יֵרֵ֥ד בְּנִ֖י עִמָּכֶ֑ם כִּֽי־אָחִ֨יו מֵ֜ת וְה֧וּא לְבַדֹּ֣ו נִשְׁאָ֗ר וּקְרָאָ֤הוּ אָסֹון֙ בַּדֶּ֙רֶךְ֙ אֲשֶׁ֣ר תֵּֽלְכוּ־בָ֔הּ וְהֹורַדְתֶּ֧ם אֶת־שֵׂיבָתִ֛י בְּיָגֹ֖ון שְׁאֹֽולָה׃
Trans.wayyō’mer lō’-yērēḏ bənî ‘immāḵem kî-’āḥîw mēṯ wəhû’ ləḇadwō nišə’ār ûqərā’âû ’āswōn badereḵə ’ăšer tēləḵû-ḇāh wəhwōraḏətem ’eṯ-śêḇāṯî bəyāḡwōn šə’wōlâ:

Algemeen

Zie ook: Dodenrijk, Pad, Straat, Weg

Aantekeningen

Maar hij zeide: Mijn zoon zal met ulieden niet aftrekken; want zijn broeder is dood, en hij is alleen overgebleven; zo hem een verderf ontmoette op den weg, dien gij zult gaan, zo zoudt gij mijn grauwe haren met droefenis ten grave doen nederdalen.


Vertaalnotities

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
    Zie hier over het gebruik van de interlineair.

וַ

-

יֹּ֕אמֶר

Maar hij zeide

לֹֽא־

ulieden niet

יֵרֵ֥ד

aftrekken

בְּנִ֖י

Mijn zoon

עִמָּכֶ֑ם

zal met

כִּֽי־

want

אָחִ֨יו

zijn broeder

מֵ֜ת

is dood

וְ

-

ה֧וּא

en hij

לְ

-

בַדּ֣וֹ

-

נִשְׁאָ֗ר

overgebleven

וּ

-

קְרָאָ֤הוּ

ontmoette

אָסוֹן֙

zo hem een verderf

בַּ

-

דֶּ֙רֶךְ֙

op den weg

אֲשֶׁ֣ר

dien

תֵּֽלְכוּ־

-

בָ֔הּ

-

וְ

-

הוֹרַדְתֶּ֧ם

doen nederdalen

אֶת־

-

שֵׂיבָתִ֛י

zo zoudt gij mijn grauwe haren

בְּ

-

יָג֖וֹן

met droefenis

שְׁאֽוֹלָה

ten grave


Maar hij zeide: Mijn zoon zal met ulieden niet aftrekken; want zijn broeder is dood, en hij is alleen overgebleven; zo hem een verderf ontmoette op den weg, dien gij zult gaan, zo zoudt gij mijn grauwe haren met droefenis ten grave doen nederdalen.

____

Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!