SV | En hun voortreffelijken zenden hun kleinen naar water; zij komen tot de grachten, zij vinden geen water, zij komen [met] hun vaten ledig weder; zij zijn beschaamd, ja, worden schaamrood, en bedekken hun hoofd. |
WLC | וְאַדִּ֣רֵיהֶ֔ם שָׁלְח֥וּ [צְעֹורֵיהֶם כ] (צְעִירֵיהֶ֖ם ק) לַמָּ֑יִם בָּ֣אוּ עַל־גֵּבִ֞ים לֹא־מָ֣צְאוּ מַ֗יִם שָׁ֤בוּ כְלֵיהֶם֙ רֵיקָ֔ם בֹּ֥שׁוּ וְהָכְלְמ֖וּ וְחָפ֥וּ רֹאשָֽׁם׃ |
Trans. | wə’adirêhem šāləḥû ṣə‘wōrêhem ṣə‘îrêhem lammāyim bā’û ‘al-gēḇîm lō’-māṣə’û mayim šāḇû ḵəlêhem rêqām bōšû wəhāḵələmû wəḥāfû rō’šām: |
En hun voortreffelijken zenden hun kleinen naar water; zij komen tot de grachten, zij vinden geen water, zij komen [met] hun vaten ledig weder; zij zijn beschaamd, ja, worden schaamrood, en bedekken hun hoofd.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En hun voortreffelijken zenden hun kleinen naar water; zij komen tot de grachten, zij vinden geen water, zij komen [met] hun vaten ledig weder; zij zijn beschaamd, ja, worden schaamrood, en bedekken hun hoofd.
____ ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!