AB | Opnieuw kwam het woord van de HEERE woord tot mij, en zei: Wat ziet je, Jeremia? En ik zei: Ik zie de [uitbottende] tak van een amandelboom. |
SV | Wijders geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: Wat ziet gij, Jeremia? En ik zeide: Ik zie een amandelroede. |
WLC | וַיְהִ֤י דְבַר־יְהוָה֙ אֵלַ֣י לֵאמֹ֔ר מָה־אַתָּ֥ה רֹאֶ֖ה יִרְמְיָ֑הוּ וָאֹמַ֕ר מַקֵּ֥ל שָׁקֵ֖ד אֲנִ֥י רֹאֶֽה׃ |
Trans. | wayəhî ḏəḇar-JHWH ’ēlay lē’mōr mâ-’atâ rō’eh yirəməyâû wā’ōmar maqqēl šāqēḏ ’ănî rō’eh: |
Wijders geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: Wat ziet gij, Jeremia?
En ik zeide: Ik zie een amandelroede.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Wijders geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: Wat ziet gij, Jeremia?
En ik zeide: Ik zie een amandelroede.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!