SV | Ik was op Mijn volk zeer toornig, Ik ontheiligde Mijn erve, en Ik gaf hen over in uw hand; [doch] gij beweest hun geen barmhartigheden, ja, [zelfs] over den oude maaktet gij uw juk zeer zwaar. |
WLC | קָצַ֣פְתִּי עַל־עַמִּ֗י חִלַּ֙לְתִּי֙ נַחֲלָתִ֔י וָאֶתְּנֵ֖ם בְּיָדֵ֑ךְ לֹא־שַׂ֤מְתְּ לָהֶם֙ רַחֲמִ֔ים עַל־זָקֵ֕ן הִכְבַּ֥דְתְּ עֻלֵּ֖ךְ מְאֹֽד׃ |
Trans. | qāṣafətî ‘al-‘ammî ḥillalətî naḥălāṯî wā’etənēm bəyāḏēḵə lō’-śamətə lâem raḥămîm ‘al-zāqēn hiḵəbaḏətə ‘ullēḵə mə’ōḏ: |
Ik was op Mijn volk zeer toornig, Ik ontheiligde Mijn erve, en Ik gaf hen over in uw hand; [doch] gij beweest hun geen barmhartigheden, ja, [zelfs] over den oude maaktet gij uw juk zeer zwaar.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Ik was op Mijn volk zeer toornig, Ik ontheiligde Mijn erve, en Ik gaf hen over in uw hand; [doch] gij beweest hun geen barmhartigheden, ja, [zelfs] over den oude maaktet gij uw juk zeer zwaar.
____Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!