G1715 ἔμπροσθεν
tegenwoordigheid van (in)

Bijbelteksten

Lukas 10:21Te dier ure verheugde Zich Jezus in den geest, en zeide: Ik dank U, Vader! Heere des hemels en der aarde; dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt, en hebt dezelve den kinderkens geopenbaard; ja, Vader, want alzo is geweest het welbehagen voor U.
Lukas 12:8En Ik zeg u: Een iegelijk, die Mij belijden zal voor de mensen, dien zal ook de Zoon des mensen belijden voor de engelen Gods.
Lukas 14:2En ziet, er was een zeker waterzuchtig mens voor Hem.
Lukas 19:4En vooruitlopende, klom hij op een wilden vijgeboom, opdat hij Hem mocht zien; want Hij zou door dien [weg] voorbijgaan.
Lukas 19:27Doch deze mijn vijanden, die niet hebben gewild, dat ik over hen koning zoude zijn, brengt [ze] hier, en slaat ze [hier] voor mij dood.
Lukas 19:28En dit gezegd hebbende, reisde Hij voor [hen] heen, en ging op naar Jeruzalem.
Lukas 21:36Waakt dan te aller tijd, biddende, dat gij moogt waardig geacht worden te ontvlieden al deze dingen, die geschieden zullen, en te staan voor den Zoon des mensen.
Johannes 1:15Johannes getuigt van Hem, en heeft geroepen, zeggende: Deze was het, van Welken ik zeide: Die na mij komt, is voor mij geworden, want Hij was eer dan ik.
Johannes 1:27Dezelve is het, Die na mij komt, Welke voor mij geworden is, Wien ik niet waardig ben, dat ik Zijn schoenriem zou ontbinden.
Johannes 1:30Deze is het, van Welken ik gezegd heb: Na mij komt een Man, Die voor mij geworden is, want Hij was eer dan ik.
Johannes 3:28Gijzelven zijt mijn getuigen, dat ik gezegd heb: Ik ben de Christus niet; maar dat ik voor Hem heen uitgezonden ben.
Johannes 10:4En wanneer hij zijn schapen uitgedreven heeft, zo gaat hij voor hen heen; en de schapen volgen hem, overmits zij zijn stem kennen.
Johannes 12:37En hoewel Hij zovele tekenen voor hen gedaan had, [nochtans] geloofden zij in Hem niet;
Handelingen 18:17Maar al de Grieken namen Sosthenes, den overste der synagoge, en sloegen [hem] voor den rechterstoel; en Gallio trok zich geen van deze dingen aan.
2 Corinthiers 5:10Want wij allen moeten geopenbaard worden voor den rechterstoel van Christus, opdat een iegelijk wegdrage, hetgeen door het lichaam [geschiedt], naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad.
Galaten 2:14Maar als ik zag, dat zij niet recht wandelden naar de waarheid van het Evangelie, zeide ik tot Petrus in aller tegenwoordigheid: Indien gij, die een Jood zijt, naar heidense wijze leeft, en niet naar Joodse wijze, waarom noodzaakt gij de heidenen naar de Joodse wijze te leven?
Filippenzen 3:13Broeders, ik acht niet, dat ik zelf het gegrepen heb.
1 Thessalonicensen 1:3Zonder ophouden gedenkende het werk uws geloofs, en den arbeid der liefde, en de verdraagzaamheid der hoop op onzen Heere Jezus Christus, voor onzen God en Vader;
1 Thessalonicensen 2:19Want welke is onze hoop, of blijdschap, of kroon des roems? Zijt gij die ook niet voor onzen Heere Jezus Christus in Zijn toekomst?
1 Thessalonicensen 3:9Want wat dankzegging kunnen wij Gode tot vergelding wedergeven voor u, vanwege al de blijdschap, waarmede wij ons om uwentwil verblijden voor onzen God?

Mede mogelijk dankzij

TuinTuin