Mattheus 6:12 | En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren. |
Mattheus 9:14 | Toen kwamen de discipelen van Johannes tot Hem, zeggende: Waarom vasten wij en de Farizeen veel, en Uw discipelen vasten niet? |
Mattheus 17:19 | Toen kwamen de discipelen tot Jezus alleen, en zeiden: Waarom hebben wij hem niet kunnen uitwerpen? |
Mattheus 19:27 | Toen antwoordde Petrus, en zeide tot Hem: Zie, wij hebben alles verlaten, en zijn U gevolgd, wat zal ons dan geworden? |
Mattheus 28:14 | En indien zulks komt gehoord te worden van den stadhouder, wij zullen hem tevreden stellen, en maken, dat gij zonder zorg zijt. |
Markus 9:28 | En als Hij in huis gegaan was, vraagden Hem Zijn discipelen alleen: Waarom hebben wij hem niet kunnen uitwerpen? |
Markus 10:28 | En Petrus begon tot Hem te zeggen: Zie, wij hebben alles verlaten, en zijn U gevolgd. |
Markus 14:58 | Wij hebben Hem horen zeggen: Ik zal dezen tempel, die met handen gemaakt is, afbreken, en in drie dagen een anderen, zonder handen gemaakt, bouwen. |
Lukas 3:14 | En hem vraagden ook de krijgslieden, zeggende: En wij, wat zullen wij doen? En hij zeide tot hen: Doet niemand overlast, en ontvreemdt niemand het zijne met bedrog, en laat u vergenoegen met uw bezoldigingen. |
Lukas 9:13 | Maar Hij zeide tot hen: Geeft gij hun te eten. En zij zeiden: Wij hebben niet meer dan vijf broden, en twee vissen; tenzij dan dat wij heengaan en spijs kopen voor al dit volk; |
Lukas 18:28 | En Petrus zeide: Zie, wij hebben alles verlaten, en zijn U gevolgd. |
Lukas 23:41 | En wij toch rechtvaardiglijk; want wij ontvangen [straf], waardig hetgeen wij gedaan hebben; maar Deze heeft niets onbehoorlijks gedaan. |
Lukas 24:21 | En wij hoopten, dat Hij was Degene, Die Israel verlossen zou. Doch ook, benevens dit alles, is het heden de derde dag, van dat deze dingen geschied zijn. |
Johannes 1:16 | En uit Zijn volheid hebben wij allen ontvangen, ook genade voor genade. |
Johannes 4:22 | Gijlieden aanbidt, wat gij niet weet; wij aanbidden, wat wij weten; want de zaligheid is uit de Joden. |
Johannes 6:42 | En zij zeiden: Is deze niet Jezus, de Zoon van Jozef, Wiens vader en moeder wij kennen? Hoe zegt Deze dan: Ik ben uit den hemel nedergedaald? |
Johannes 6:69 | En wij hebben geloofd en bekend, dat Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods. |
Johannes 7:35 | De Joden dan zeiden tot elkander: Waar zal Deze heengaan, dat wij Hem niet zullen vinden? Zal Hij tot de verstrooide Grieken gaan, en de Grieken leren? |
Johannes 8:41 | Gij doet de werken uws vaders. Zij zeiden dan tot Hem: Wij zijn niet geboren uit hoererij; wij hebben een Vader, [namelijk] God. |
Johannes 8:48 | De Joden dan antwoordden en zeiden tot Hem: Zeggen wij niet wel, dat Gij een Samaritaan zijt, en den duivel hebt? |