Lukas 2:21 | En als acht dagen vervuld waren, dat men het Kindeken besnijden zou, zo werd Zijn Naam genaamd JEZUS, welke genaamd was van den engel, eer Hij in het lichaam ontvangen was. |
Lukas 2:27 | En hij kwam door den Geest in den tempel. En als de ouders het Kindeken Jezus inbrachten, om naar de gewoonte der wet met Hem te doen; |
Lukas 2:43 | En de dagen [aldaar] voleindigd hadden, toen zij wederkeerden, bleef het Kind Jezus te Jeruzalem, en Jozef en Zijn moeder wisten het niet. |
Lukas 2:52 | En Jezus nam toe in wijsheid, en in grootte, en in genade bij God en de mensen. |
Lukas 3:21 | En het geschiedde, toen al het volk gedoopt werd, en Jezus [ook] gedoopt was, en bad, dat de hemel geopend werd; |
Lukas 3:23 | En Hij, Jezus, begon omtrent dertig jaren [oud] te wezen, zijnde (alzo men meende) de zoon van Jozef, den [zoon] van Heli, |
Lukas 3:29 | Den [zoon] van Joses, den [zoon] van Eliezer, den [zoon] van Jorim, den [zoon] van Matthat, den [zoon] van Levi, |
Lukas 4:1 | En Jezus, vol des Heiligen Geestes, keerde wederom van de Jordaan, en werd door den Geest geleid in de woestijn; |
Lukas 4:4 | En Jezus antwoordde hem, zeggende: Er is geschreven, dat de mens bij brood alleen niet zal leven, maar bij alle woord Gods. |
Lukas 4:8 | En Jezus, antwoordende, zeide tot hem: Ga weg van Mij, satan, want er is geschreven: Gij zult den Heere, uw God, aanbidden, en Hem alleen dienen. |
Lukas 4:12 | En Jezus, antwoordende, zeide tot hem: Er is gezegd: Gij zult den Heere, uw God, niet verzoeken. |
Lukas 4:14 | En Jezus keerde wederom, door de kracht des Geestes, naar Galilea; en het gerucht van Hem ging uit door het gehele omliggende land. |
Lukas 4:34 | Zeggende: Laat af, wat hebben wij met U [te doen], Gij Jezus Nazarener? Zijt Gij gekomen, om ons te verderven? Ik ken U, wie Gij zijt, [namelijk] de Heilige Gods. |
Lukas 4:35 | En Jezus bestrafte hem, zeggende: Zwijg stil, en ga van hem uit. En de duivel, hem in het midden geworpen hebbende, voer van hem uit, zonder hem iets te beschadigen. |
Lukas 5:8 | En Simon Petrus, [dat] ziende, viel neder aan de knieen van Jezus, zeggende: Heere! ga uit van mij; want ik ben een zondig mens. |
Lukas 5:10 | En desgelijks ook Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeus, die medegenoten van Simon waren. En Jezus zeide tot Simon: Vrees niet; van nu aan zult gij mensen vangen. |
Lukas 5:12 | En het geschiedde, als Hij in een dier steden was, ziet, er [was] een man vol melaatsheid; en Jezus ziende, viel hij op het aangezicht, en bad Hem, zeggende: Heere! zo Gij wilt, Gij kunt mij reinigen. |
Lukas 5:19 | En niet vindende, waardoor zij hem inbrengen mochten, overmits de schare, zo klommen zij op het dak, en lieten hem door de tichelen neder met het beddeken, in het midden, voor Jezus. |
Lukas 5:22 | Maar Jezus, hun overdenkingen bekennende, antwoordde en zeide tot hen: Wat overdenkt gij in uw harten? |
Lukas 5:31 | En Jezus, antwoordende, zeide tot hen: Die gezond zijn, hebben den medicijnmeester niet van node, maar die ziek zijn. |