Handelingen 26:32 | En Agrippa zeide tot Festus: Deze mens kon losgelaten worden, indien hij zich op den keizer niet had beroepen. |
Handelingen 27:24 | Zeggende: Vrees niet, Paulus, gij moet voor den keizer gesteld worden; en zie, God heeft u geschonken allen, die met u varen. |
Handelingen 28:19 | Maar als de Joden [zulks] tegenspraken, werd ik genoodzaakt mij op den keizer te beroepen; [doch] niet, alsof ik iets had, mijn volk te beschuldigen. |
Filippenzen 4:22 | Al de heiligen groeten u, en meest die van het huis des keizers zijn. |