Johannes 10:31 | De Joden dan namen wederom stenen op, om Hem te stenigen. |
Johannes 10:32 | Jezus antwoordde hun: Ik heb u vele treffelijke werken getoond van Mijn Vader; om welk werk van die stenigt gij Mij? |
Johannes 10:33 | De Joden antwoordden Hem, zeggende: Wij stenigen U niet over [enig] goed werk, maar over [gods]lastering, en omdat Gij, een Mens zijnde, Uzelven God maakt. |
Johannes 11:8 | De discipelen zeiden tot Hem: Rabbi, de Joden hebben U nu [onlangs] gezocht te stenigen, en gaat Gij wederom derwaarts? |
Handelingen 5:26 | Toen ging de hoofdman heen, met de dienaren, en bracht hen, [doch] niet met geweld (want zij vreesden het volk, opdat zij niet gestenigd wierden). |
Handelingen 14:19 | Maar daarover kwamen Joden van Antiochie en Ikonium, en overreedden de scharen, en stenigden Paulus, en sleepten [hem] buiten de stad, menende, dat hij dood was. |
2 Corinthiers 11:25 | Driemaal ben ik met roeden gegeseld geweest, eens ben ik gestenigd, driemaal heb ik schipbreuk geleden, een [gansen] nacht en dag heb ik in de diepte doorgebracht. |
Hebreeen 11:37 | Zijn gestenigd geworden, in stukken gezaagd, verzocht, door het zwaard ter dood gebracht; hebben gewandeld in schaapsvellen [en] in geitenvellen; verlaten, verdrukt, kwalijk gehandeld zijnde; |