Romeinen 8:20 | Want het schepsel is der ijdelheid onderworpen, niet gewillig, maar om diens wil, die het [der ijdelheid] onderworpen heeft; |
Efeziers 4:17 | Ik zeg dan dit, en betuig het in den Heere, dat gij niet meer wandelt, gelijk als de andere heidenen wandelen in de ijdelheid huns gemoeds. |
2 Petrus 2:18 | Want zij, zeer opgeblazene ijdelheid sprekende, verlokken, door de begeerlijkheden des vleses [en] door ontuchtigheden, degenen, die waarlijk ontvloden waren van degenen, die in dwaling wandelen; |