G3165 μέ
ik, me, mijn

Bijbelteksten

Lukas 1:48Omdat Hij de nederheid Zijner dienstmaagd heeft aangezien; want zie, van nu aan zullen mij zalig spreken al de geslachten.
Lukas 2:49En Hij zeide tot hen: Wat [is het], dat gij Mij gezocht hebt? Wist gij niet, dat Ik moet zijn in de dingen Mijns Vaders?
Lukas 4:18De Geest des Heeren [is] op Mij, daarom heeft Hij Mij gezalfd; Hij heeft Mij gezonden, om den armen het Evangelie te verkondigen, om te genezen, die gebroken zijn van hart;
Lukas 4:43Maar Hij zeide tot hen: Ik moet ook anderen steden het Evangelie van het Koninkrijk Gods verkondigen; want daartoe ben Ik uitgezonden.
Lukas 5:12En het geschiedde, als Hij in een dier steden was, ziet, er [was] een man vol melaatsheid; en Jezus ziende, viel hij op het aangezicht, en bad Hem, zeggende: Heere! zo Gij wilt, Gij kunt mij reinigen.
Lukas 6:46En wat noemt gij Mij, Heere, Heere! en doet niet hetgeen Ik zeg?
Lukas 6:47Een iegelijk, die tot Mij komt, en Mijn woorden hoort, en dezelve doet, Ik zal u tonen, wien hij gelijk is.
Lukas 8:28En hij, Jezus ziende, en zeer roepende, viel voor Hem neder, en zeide met een grote stem: Wat heb ik met U [te doen], Jezus, Gij Zone Gods, des Allerhoogsten, ik bid U, dat Gij mij niet pijnigt!
Lukas 9:18En het geschiedde, als Hij alleen was biddende, dat de discipelen met Hem waren, en Hij vraagde hen, zeggende: Wie zeggen de scharen, dat Ik ben?
Lukas 9:20En Hij zeide tot hen: Maar gijlieden, wie zegt gij, dat Ik ben? En Petrus, antwoordende, zeide: De Christus Gods.
Lukas 9:26Want zo wie zich Mijns en Mijner woorden zal geschaamd hebben, diens zal de Zoon des mensen Zich schamen, wanneer Hij komen zal in Zijn heerlijkheid, en [in de heerlijkheid] des Vaders, en der heilige engelen.
Lukas 9:48En zeide tot hen: Zo wie dit kindeken ontvangen zal in Mijn Naam, die ontvangt Mij; en zo wie Mij ontvangen zal, ontvangt Hem, Die Mij gezonden heeft. Want die de minste onder u allen is, die zal groot zijn.
Lukas 10:16Wie u hoort, die hoort Mij; en wie u verwerpt, die verwerpt Mij; en wie Mij verwerpt, die verwerpt Dengene, Die Mij gezonden heeft.
Lukas 10:35En des anderen daags weggaande, langde hij twee penningen uit, en gaf ze den waard, en zeide tot hem: Draag zorg voor hem: en zo wat gij meer [aan hem] ten koste zult leggen, dat zal ik u wedergeven, als ik wederkom.
Lukas 10:40Doch Martha was zeer bezig met veel dienens, en daarbij komende, zeide zij: Heere, trekt Gij U dat niet aan, dat mijn zuster mij alleen laat dienen? Zeg dan haar, dat zij mij helpe.
Lukas 11:6Overmits mijn vriend van de reis tot mij gekomen is, en ik heb niet, dat ik hem voorzette;
Lukas 11:18Indien nu ook de satan tegen zichzelven verdeeld is, hoe zal zijn rijk bestaan? Dewijl gij zegt, dat Ik door Beelzebul de duivelen uitwerp.
Lukas 12:9Maar wie Mij verloochenen zal voor de mensen, die zal verloochend worden voor de engelen Gods.
Lukas 12:14Maar Hij zeide tot hem: Mens, wie heeft Mij tot een rechter of scheidsman over ulieden gesteld?
Lukas 13:33Doch Ik moet heden, en morgen, en den volgenden [dag] reizen; want het gebeurt niet, dat een profeet gedood wordt buiten Jeruzalem.

Mede mogelijk dankzij

Hadderech