G3588 ὁ, ἡ, τό
de, het, dit, dat, deze

Bijbelteksten

Openbaring 14:15En een andere engel kwam uit den tempel, roepende met een grote stem tot Dengene, Die op de wolk zat: Zend Uw sikkel en maai; want de ure om te maaien is nu gekomen, dewijl de oogst der aarde rijp is geworden.
Openbaring 14:16En Die op de wolk zat, zond Zijn sikkel op de aarde, en de aarde werd gemaaid.
Openbaring 14:17En een andere engel kwam uit den tempel, die in den hemel is, hebbende ook zelf een scherpe sikkel.
Openbaring 14:18En een andere engel kwam uit van het altaar, die macht had over het vuur; en hij riep met een groot geroep, tot dengene, die de scherpe sikkel had, zeggende: Zend uw scherpe sikkel, en snijd af de druiftakken van den wijngaard der aarde, want zijn druiven zijn rijp.
Openbaring 14:19En de engel zond zijn sikkel op de aarde en sneed [de druiven] af van den wijngaard der aarde, en wierp ze in den groten wijnpersbak des toorns Gods.
Openbaring 14:20En de wijnpersbak werd buiten de stad getreden, en er is bloed uit den wijnpersbak gekomen, tot aan de tomen der paarden, duizend zeshonderd stadien ver.
Openbaring 15:1En ik zag een ander groot en wonderlijk teken in den hemel; [namelijk] zeven engelen, hebbende de zeven laatste plagen; want in deze is de toorn Gods geeindigd.
Openbaring 15:2En ik zag als een glazen zee, met vuur gemengd; en die de overwinning hadden van het beest, en van zijn beeld, en van zijn merkteken, [en] van het getal zijns naams, welke stonden aan de glazen zee, hebbende de citers Gods;
Openbaring 15:3En zij zongen het gezang van Mozes, den dienstknecht Gods, en het gezang des Lams, zeggende: Groot en wonderlijk zijn Uw werken, Heere, Gij almachtige God, rechtvaardig en waarachtig zijn Uw wegen, Gij Koning der heiligen!
Openbaring 15:4Wie zou U niet vrezen, Heere, en Uw Naam [niet] verheerlijken? Want Gij zijt alleen heilig; want alle volken zullen komen, en voor U aanbidden; want Uw oordelen zijn openbaar geworden.
Openbaring 15:5En na dezen zag ik, en ziet, de tempel des tabernakels der getuigenis in den hemel werd geopend.
Openbaring 15:6En de zeven engelen, die de zeven plagen hadden, kwamen uit den tempel, bekleed met rein en blinkend lijnwaad, en omgord om de borst met gouden gordels.
Openbaring 15:7En een van de vier dieren gaf den zeven engelen zeven gouden fiolen, vol van den toorn Gods, Die in alle eeuwigheid leeft.
Openbaring 15:8En de tempel werd vervuld met rook uit de heerlijkheid Gods, en uit Zijn kracht; en niemand kon in den tempel ingaan, totdat de zeven plagen der zeven engelen geeindigd waren.
Openbaring 16:1En ik hoorde een grote stem uit den tempel, zeggende tot de zeven engelen: Gaat henen, en giet de [zeven] fiolen van den toorn Gods uit op de aarde.
Openbaring 16:2En de eerste ging henen, en goot zijn fiool uit op de aarde; en er werd een kwaad en boos gezweer aan de mensen, die het merkteken van het beest hadden, en die zijn beeld aanbaden.
Openbaring 16:3En de tweede engel goot zijn fiool uit in de zee, en zij werd bloed als van een dode; en alle levende ziel is gestorven in de zee.
Openbaring 16:4En de derde engel goot zijn fiool uit in de rivieren en in de fonteinen der wateren; en [de wateren] werden bloed.
Openbaring 16:5En ik hoorde den engel der wateren zeggen: Gij zijt rechtvaardig, Heere! Die is, en Die was, en Die zijn zal, dat Gij dit geoordeeld hebt;
Openbaring 16:7En ik hoorde een anderen van het altaar zeggen: Ja, Heere, Gij almachtige God! Uwe oordelen zijn waarachtig en rechtvaardig.

Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen