Markus 5:39 | En ingegaan zijnde, zeide Hij tot hen: Wat maakt gij beroerte, en [wat] weent gij? Het kind is niet gestorven, maar het slaapt. |
Markus 6:3 | Is deze niet de timmerman, de zoon van Maria, en de broeder van Jakobus en Joses, en van Judas en Simon, en zijn Zijn zusters niet hier bij ons? En zij werden aan Hem geergerd. |
Markus 6:4 | En Jezus zeide tot hen: Een profeet is niet ongeeerd dan in zijn vaderland en onder [zijn] magen, en in zijn huis. |
Markus 6:5 | En Hij kon aldaar geen kracht doen; dan Hij legde weinigen zieken de handen op, en genas hen. |
Markus 6:18 | Want Johannes zeide tot Herodes: Het is u niet geoorloofd de huisvrouw uws broeders te hebben. |
Markus 6:19 | En Herodias legde op hem toe; en wilde hem doden, en kon niet; |
Markus 6:26 | En de koning, zeer bedroefd geworden zijnde, [nochtans] om de eden, en degenen, die mede aanzaten, wilde hij haar [hetzelve] niet afslaan. |
Markus 6:36 | Laat ze van U, opdat zij heengaan in de omliggende dorpen en vlekken, en broden voor zichzelven mogen kopen; want zij hebben niet, wat zij eten zullen. |
Markus 6:52 | Want zij hadden niet gelet op [het wonder] der broden; want hun hart was verhard. |
Markus 7:3 | Want de Farizeen en al de Joden eten niet, tenzij dat zij [eerst] de handen dikmaals wassen, houdende de inzettingen der ouden. |
Markus 7:4 | En van de markt [komende], eten zij niet, tenzij dat zij [eerst] gewassen zijn. En vele andere dingen zijn er, die zij aangenomen hebben te houden, [als namelijk] de wassingen der drinkbekers, en kannen, en koperen vaten, en bedden. |
Markus 7:5 | Daarna vraagden Hem de Farizeen en de Schriftgeleerden: Waarom wandelen Uw discipelen niet naar de inzetting der ouden, maar eten het brood met ongewassen handen? |
Markus 7:18 | En Hij zeide tot hen: Zijt ook gij alzo onwetende? Verstaat gij niet, dat al wat van buiten in den mens ingaat, hem niet kan ontreinigen? |
Markus 7:19 | Want het gaat niet in zijn hart, maar in den buik, en gaat in de heimelijkheid uit, reinigende al de spijzen. |
Markus 7:24 | En van daar opstaande, ging Hij weg naar de landpalen van Tyrus en Sidon; en in een huis gegaan zijnde, wilde Hij niet, dat het iemand wist, en Hij kon [nochtans] niet verborgen zijn. |
Markus 7:27 | Maar Jezus zeide tot haar: Laat eerst de kinderen verzadigd worden; want het is niet betamelijk dat men het brood der kinderen neme, en den hondekens [voor]werpe. |
Markus 8:2 | Ik word innerlijk met ontferming bewogen over de schare; want zij zijn nu drie dagen bij Mij gebleven, en hebben niet, wat zij eten zouden. |
Markus 8:14 | En Zijn discipelen hadden vergeten brood mede te nemen, en hadden niet dan een brood met zich in het schip. |
Markus 8:16 | En zij overlegden onder elkander, zeggende: [Het is,] omdat wij geen broden hebben. |
Markus 8:17 | En Jezus, [dat] bekennende, zeide tot hen: Wat overlegt gij, dat gij geen broden hebt? Bemerkt gij nog niet, en verstaat gij niet, hebt gij nog uw verharde hart? |