Johannes 21:6 | En Hij zeide tot hen: Werpt het net aan de rechterzijde van het schip, en gij zult vinden. Zij wierpen het dan, en konden hetzelve niet meer trekken vanwege de menigte der vissen. |
Handelingen 20:13 | Maar wij, vooruit naar het schip gegaan zijnde, voeren af naar Assus, waar wij Paulus zouden innemen; want hij had het alzo bevolen, en hij zelf zou te voet gaan. |
Handelingen 20:38 | Zeer bedroefd zijnde, allermeest over het woord, dat hij gezegd had, dat zij zijn aangezicht niet meer zien zouden; en zij geleidden hem naar het schip. |
Handelingen 21:2 | En een schip gevonden hebbende, dat naar Fenicie overvoer, gingen wij er in, en voeren af. |
Handelingen 21:3 | En als wij Cyprus in het gezicht gekregen, en dat aan de linker[hand] gelaten hadden, voeren wij naar Syrie, en kwamen aan te Tyrus; want het schip zoude aldaar den last ontladen. |
Handelingen 21:6 | En als wij elkander gegroet hadden, gingen wij in het schip; maar zijlieden keerden wederom, [elk] naar het zijne. |
Handelingen 27:2 | En in een Adramyttenisch schip gegaan zijnde, alzo wij de plaatsen langs Azie bevaren zouden, voeren wij af; en Aristarchus, de Macedonier van Thessalonica, was met ons. |
Handelingen 27:6 | En de hoofdman, aldaar een schip gevonden hebbende van Alexandrie, dat naar Italie voer, deed ons in hetzelve overgaan. |
Handelingen 27:10 | En zeide tot hen: Mannen, ik zie, dat de vaart zal geschieden met hinder en grote schade, niet alleen van de lading en van het schip, maar ook van ons leven. |
Handelingen 27:15 | En als het schip daarmede weggerukt werd, en niet kon tegen den wind opzeilen, gaven wij het op, en dreven heen. |
Handelingen 27:17 | Dewelke opgehaald hebbende, gebruikten zij [alle] behulpselen, het schip ondergordende; en alzo zij vreesden, dat zij op de [droogte] Syrtis vervallen zouden, streken zij het zeil, en dreven alzo henen. |
Handelingen 27:19 | En den derden [dag] wierpen wij met onze eigen handen het scheepsgereedschap uit. |
Handelingen 27:22 | Doch alsnu vermaan ik ulieden goedsmoeds te zijn; want er zal geen verlies geschieden van [iemands] leven onder u, maar alleen van het schip. |
Handelingen 27:30 | Maar als de scheepslieden zochten uit het schip te vlieden, en de boot nederlieten in de zee, onder den schijn, alsof zij uit het voorschip de ankers zouden uitbrengen, |
Handelingen 27:31 | Zeide Paulus tot den hoofdman en tot de krijgsknechten: Indien dezen in het schip niet blijven, gij kunt niet behouden worden. |
Handelingen 27:37 | Wij waren nu in het schip in alles tweehonderd zes en zeventig zielen. |
Handelingen 27:38 | En als zij met spijze verzadigd waren, lichtten zij het schip, en wierpen het koren uit in de zee. |
Handelingen 27:39 | En toen het dag werd, kenden zij het land niet; maar zij merkten een zekeren inham, die een oever had, tegen denwelken zij geraden vonden, zo zij konden, het schip aan te zetten. |
Handelingen 27:44 | En de anderen, sommigen op planken, en sommigen op enige [stukken] van het schip. En alzo is het geschied, dat zij allen behouden aan het land gekomen zijn. |
Handelingen 28:11 | En na drie maanden voeren wij af in een schip van Alexandrie, dat in het eiland overwinterd had, hebbende tot een teken, Kastor en Pollux. |