1 Corinthiers 11:27 | Zo dan, wie onwaardiglijk dit brood eet, of den drinkbeker des Heeren drinkt, die zal schuldig zijn aan het lichaam en bloed des Heeren. |
1 Corinthiers 11:29 | Want die onwaardiglijk eet en drinkt, die eet en drinkt zichzelven een oordeel, niet onderscheidende het lichaam des Heeren. |
1 Corinthiers 12:12 | Want gelijk het lichaam een is, en vele leden heeft, en al de leden van dit ene lichaam, vele zijnde, [maar] een lichaam zijn, alzo ook Christus. |
1 Corinthiers 12:13 | Want ook wij allen zijn door een Geest tot een lichaam gedoopt; hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij dienstknechten, hetzij vrijen; en wij zijn allen tot een Geest gedrenkt. |
1 Corinthiers 12:14 | Want ook het lichaam is niet een lid, maar vele [leden]. |
1 Corinthiers 12:15 | Indien de voet zeide: Dewijl ik de hand niet ben, zo ben ik van het lichaam niet; is hij daarom niet van het lichaam? |
1 Corinthiers 12:16 | En indien het oor zeide: Dewijl ik het oog niet ben, zo ben ik van het lichaam niet; is het daarom niet van het lichaam? |
1 Corinthiers 12:17 | Ware het gehele lichaam het oog, waar [zou] het gehoor [zijn]? Ware het gehele [lichaam] gehoor, waar [zou] de reuk [zijn]? |
1 Corinthiers 12:18 | Maar nu heeft God de leden gezet, een iegelijk van dezelve in het lichaam, gelijk Hij gewild heeft. |
1 Corinthiers 12:19 | Waren zij alle [maar] een lid, waar [zou] het lichaam [zijn]? |
1 Corinthiers 12:20 | Maar nu zijn er wel vele leden, doch [maar] een lichaam. |
1 Corinthiers 12:22 | Ja veeleer, de leden, die [ons] dunken de zwakste des lichaams te zijn, die zijn nodig. |
1 Corinthiers 12:23 | En die ons dunken de minst eerlijke [leden] des lichaams te zijn, denzelven doen wij overvloediger eer aan; en onze onsierlijke [leden] hebben overvloediger versiering. |
1 Corinthiers 12:24 | Doch onze sierlijke hebben het niet van node; maar God heeft het lichaam [alzo] samengevoegd, gevende overvloediger eer aan hetgeen gebrek [aan dezelve] heeft; |
1 Corinthiers 12:25 | Opdat geen tweedracht in het lichaam zij, maar de leden voor elkander gelijke zorg zouden dragen. |
1 Corinthiers 12:27 | En gijlieden zijt het lichaam van Christus, en leden in het bijzonder. |
1 Corinthiers 13:3 | En al ware het, dat ik al mijn goederen tot onderhoud [der armen] uitdeelde, en al ware het, dat ik mijn lichaam overgaf, opdat ik verbrand zou worden, en had de liefde niet, zo zou het mij geen nuttigheid geven. |
1 Corinthiers 15:35 | Maar, zal iemand zeggen: Hoe zullen de doden opgewekt worden, en met hoedanig een lichaam zullen zij komen? |
1 Corinthiers 15:37 | En hetgeen gij zaait, [daarvan] zaait gij het lichaam niet, dat worden zal, maar een bloot graan, naar het voorvalt, van tarwe, of van enig der andere [granen]. |
1 Corinthiers 15:38 | Maar God geeft hetzelve een lichaam, gelijk Hij wil, en aan een iegelijk zaad zijn eigen lichaam. |