G5664

Bijbelteksten

Handelingen 20:24Maar ik acht op geen ding, noch houde mijn leven dierbaar voor mijzelven, opdat ik mijn loop met blijdschap mag volbrengen, en den dienst, welken ik van den Heere Jezus ontvangen heb, om te betuigen het Evangelie der genade Gods.
Handelingen 23:14Dewelke gingen tot de overpriesters en de ouderlingen, en zeiden: Wij hebben ons zelven met vervloeking vervloekt, niets te zullen nuttigen, totdat wij Paulus zullen gedood hebben.
Handelingen 25:11Want indien ik onrecht doe, en iets des doods waardig gedaan heb, ik weiger niet te sterven; maar indien er niets is van hetgeen, waarvan dezen mij beschuldigen, zo kan niemand mij hun uit gunst overgeven. Ik beroep mij op den keizer.
Handelingen 26:16Maar richt u op, en sta op uw voeten; want hiertoe ben Ik u verschenen, om u te stellen tot een dienaar en getuige der dingen, beide die gij gezien hebt en in welke Ik u [nog] zal verschijnen;
Romeinen 15:24Zo zal ik, wanneer ik naar Spanje reis, tot u komen; want ik hoop in het doorreizen u te zien, en van u derwaarts geleid te worden, als ik eerst van ulieder [tegenwoordigheid] eensdeels verzadigd zal zijn.
Romeinen 15:30En ik bid u, broeders, door onzen Heere Jezus Christus, en door de liefde des Geestes, dat gij met mij strijdt in de gebeden tot God voor mij;
1 Corinthiers 9:18Wat loon heb ik dan? [Namelijk] dat ik, het Evangelie verkondigende, het Evangelie van Christus kosteloos stelle, om mijn macht in het Evangelie niet te misbruiken.
2 Corinthiers 2:7Alzo dat gij daarentegen [hem] liever [moet] vergeven en vertroosten, opdat de zodanige door al te overvloedige droefheid niet enigszins worde verslonden.
2 Corinthiers 3:5Niet dat wij van onszelven bekwaam zijn iets te denken, als uit onszelven; maar onze bekwaamheid is uit God;
2 Corinthiers 6:1En wij, [als] medearbeidende, bidden [u] ook, dat gij de genade Gods niet tevergeefs moogt ontvangen hebben.
2 Corinthiers 10:16Om het Evangelie te verkondigen in de [plaatsen], die op gene zijde van u [gelegen] zijn; niet om te roemen in eens anders regel over hetgeen [alrede] bereid is.
2 Corinthiers 12:6Want zo ik roemen wil, ik zal niet onwijs zijn, want ik zal de waarheid zeggen; maar ik houde [daarvan] af, opdat niemand van mij denke boven hetgeen hij ziet, dat ik ben, of dat hij uit mij hoort.
Efeziers 1:10Om in de bedeling van de volheid der tijden, wederom alles tot een te vergaderen in Christus, beide dat in den hemel is, en dat op de aarde is;
Efeziers 6:17En neemt den helm der zaligheid, en het zwaard des Geestes, hetwelk is Gods Woord.
2 Timotheus 2:13Indien wij ontrouw zijn, Hij blijft getrouw; Hij kan Zichzelven niet verloochenen.
Hebreeen 6:18Opdat wij, door twee onveranderlijke dingen, in welke het onmogelijk is dat God liege, een sterke vertroosting zouden hebben, [wij namelijk,] die de toevlucht genomen hebben, om de voorgestelde hoop vast te houden;
1 Petrus 4:3Want het is ons genoeg, dat wij den voorgaande tijd des levens der heidenen wil volbracht hebben, en gewandeld hebben in ontuchtigheden, begeerlijkheden, wijnzuiperijen, brasserijen, drinkerijen en gruwelijke afgoderijen;

Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken